Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Bijbels)

Van Pasen naar Jezus’ hemelvaart en het Pinksterfeest

Wat zouden Robert Ryman’s An all white painting measuring 9 1/2 " x 10 ", and signed twice on the left in white umber (1961), het tympanon in Montceaux l’Etoile en Georg Muche’s Schwarze Maske (Bauhaus 1922) ons kunnen zeggen over de kern van het christelijk geloof?

Wat nu? Christenen hebben het Paasfeest gevierd. Zij zeggen: Jezus is opgestaan uit de dood, hij is de Christus, de redder van de mensheid. Over een paar weken,veertig dagen na Pasen, vieren ze dat Jezus is teruggekeerd naar God de Vader. Hemelvaart. En vijftig dagen na Pasen is het Pinksteren, dat is een verbastering van het Griekse woord voor vijftig, pentakosta. Na de kruisiging van Jezus vroegen de leerlingen zich af: Wat nu? Die vraag blijft christenen bij. Welke betekenis had de werkzaamheid van Jezus van Nazareth voor zijn eigen volgelingen? We weten het niet, want het Nieuwe Testament is geschreven door mensen die gegrepen zijn door de Geestdrift die de leerlingen uitstraalden. Paulus als eerste, en later de evangelisten. Maar wat bleef er door de eeuwen heen over van Jezus’ boodschap in woorden en daden? Laten we eerlijk zijn: het christendom werd een religie die niet erg lijkt op wat Jezus Christus belichaamde. Liefde, vrede, gerechtigheid. Wat nu? Hoe vinden wij, laatmoderne mensen, iets terug van de essentie van Jezus? Wat zegt ons: hij is opgestaan… hij is ten hemel gevaren… hij blijft bij ons door de gave van Gods Geest…

Hij is opgestaan…

Eindelijk gloort de morgen van Pasen. Jezus is opgestaan uit de dood. Lucas vertelt erover. Verbluft staart Petrus naar de witte kale wanden: Jezus’ graf is leeg. De Amerikaanse minimalist Robert Ryman kon An all white painting measuring 9 1/2 " x 10 ", and signed twice on the left in white umber (1961) wel geschilderd hebben om ons de gelegenheid te geven Petrus’ ervaring te delen.

Volgens Ryman’s filosofie is schilderen de activiteit waarbij het draait om het zien, en daarom is alles wat in een schilderij zichtbaar is, essentieel. Hij experimenteerde met typen doeken, afwijkende formaten, meerdere doeken aan elkaar, schilderen zonder kwast, signaturen, dateringen, rasters en het beschilderen van de opstaande lijstranden. Bijgevolg kan hij bij geen enkele stroming worden ingedeeld, al noemt men hem vaak een minimalist. In één kleur schilderen lijkt zo simpel, maar hij had reeds voordat ie een streep op het doek had gezet een nauwgezet ontwerp in zijn hoofd. En wat minimalisten maakten symboliseerde ‘wat afneemt, wat slinkt’ (Dan Flavin), het genoegen van het zien van het simpele zoals elke mens dat wel kent (Gablik in Stangos, ed, Thames &Hudson 1997, p. 244).

Dit minimalistisch uitgangspunt gaat maar gedeeltelijk op voor Ryman, want hij werkte wel vanuit zijn gevoel en daardoor kon hij al schilderend merken, dat iets niet lukte. En elk werk is weer anders, ook al zie je als buitenstaander veel gelijkenis. Het werk dat wij zien is een typisch voorbeeld van zijn inzichten en werkwijze, ‘glad van oppervlak en streng van conceptie. Op niet opgespannen linnen is olieverf afwisselend in horizontale en verticale streken opgebracht. Het resultaat is een vrij glad, hard, als geweven oppervlak, enigszins ruw aan de randen’ (Naomi Spector, Amsterdam 1974, p. 6).

Robert Ryman
Robert Ryman, An all white painting measuring 9 1/2 " x 10 ", and signed twice on the left in white umber

Men kan dergelijk werk in één kleur, waarvan andere beroemde voorbeelden gemaakt zijn door Malevich, Rodchenko en Rauschenberg, op het eerste gezicht afdoen als simpel, nietszeggend geklodder. Maar wie zo oppervlakkig kijkt zal ook bij de klassieken weinig meer ontdekken dan kundig werk. Al vereist begrip voor modern schilderwerk weer andere kennis. De visuele kunstenaars raakten uitgekeken op het getrouw schilderen van de zogenaamde werkelijkheid, want die zullen we toch nooit geheel en al op het spoor komen. Men ging ideeën-kunst maken; kunstenaars zoals Ryman wilden een nieuwe betekenis verlenen aan bepaalde schilderkunstige zaken door ze geheel anders, nadrukkelijk en vereenvoudigd weer te geven. Veel mensen zeggen: ‘Nu ja, men zegt dat het goede kunst is’, terwijl ze er eigenlijk niets aan vinden. Anderen worden een beetje geboeid. Slechts enkelen raken erdoor in vervoering en ervaren in zulk werk de kern van alle schilderkunstigheid en de geest van onze tijd: het totaal andere van leven-nu, vergeleken bij alles wat er in de geschiedenis geweest is. Wij zien de wereld en de dingen, het leven en de mensen echt anders.

Zo gaat het in ons moderne westen ook met de kernervaring van de eerste christenen. Wie leest over de opstanding van Jezus Christus kan oppervlakkig zeggen: Ach, zo dacht men vroeger. Of: ‘Nu ja, men zegt dat het in de belijdenis hoort.’ ‘Jezus opgestaan? Het staat er toch? De kerk leert het toch?’ Of, iets meer overdacht: ‘Hij was toch Gods Zoon?’ Maar wanneer we dat enkele vers bij Lucas lezen, over de verbaasde Petrus, moet ons toch duidelijk worden dat het helemaal niet zo vanzelf spreekt. Wie met Petrus gaat zitten kijken bij het lege graf, kan vergelijkbare ervaringen opdoen als iemand die intensief naar An all white painting van Ryman kijkt.

Je bent een museum ingelopen en je hebt bepaalde verwachtingen. Aansprekende, liefst kleurrijke, in elk geval veelbetekende schilderijen. En je vindt Ryman’s geheel grauwwitte doek. Ook de vrouwen zijn naar het graf van Jezus gelopen met een bepaalde verwachting; ze willen Jezus’ lichaam balsemen. Maar het witgepleisterde graf is leeg. En Petrus, die wil zien met eigen ogen, vindt alleen witte windsels. Er staat: Hij ging weg, bij zichzelf verbaasd over wat er mocht gebeurd zijn.

Hoe kun je uit leegte, witte windsels waar geen lichaam meer in zit, een idee krijgen over de betekenis van wat je gezien hebt? Hoe kun je, in termen uit de schilderkunst, betekenis verlenen aan witte leegte, aan gemis aan inhoud? Wij kennen het vervolg van het opstandingsverhaal en de lange geschiedenis van het christendom. Wij weten niet beter: Jezus is niet meer dood, maar verrezen, en: Ieder die bij God hoort, zal leven ‘ook al is hij gestorven’. Wij wéten het, maar…

De leerlingen kenden Jezus; zijn uitzonderlijke woorden en daden bleven intact, ook na zijn dood. Lucas vertelt hoe dat ging. Petrus en de andere volgelingen van Jezus volgden een weg van ‘het zien van An all white painting’ naar ‘verbaasd overdenken’. Tenslotte hebben zij, zonder zelf te weten hoe, achter de witte leegte, Jezus de levende ervaren. Een ervaring die ons overdenken te boven gaat; het vraagt geloof, een gave – beschikbaar voor elke mens – van Gods heilige Geest.

Hij is ten hemel gevaren…

Volgens de evangelisten verscheen Jezus in visioenen en werd hij daarna opgenomen in de hemel, bij God. Marcus’ redactor zegt alleen dit, en Johannes helemaal niets. Bij Mattheus is sprake van een hemelvaart vanaf een berg in Galilea. Lucas is het meest uitvoerig. Zijn verhaal speelt op de Olijfberg bij Jeruzalem. Het was veertig dagen na Pasen, zegt Lucas. Bij zoveel verschillende interpretaties van de visioenen van opstanding en hemelvaart is het wel duidelijk, dat muggezifters in de eenentwintigste eeuw, heel vroom of heel atheïstisch, niet moeten proberen een letterlijke re- of de-constructie te bedenken van dit mysterie. Het geheim van Jezus’ leven en sterven, voor God en de mensen, wordt door de evangelisten in symbooltaal beschreven. Reeds het getal veertig wijst daar op. Het is in de Bijbel de tijd van onzekerheid, van beproeving, van bezinning na hoogst verwarrende ervaringen. Het is de tijd om tot inkeer en tot overgave te komen: Mozes op de berg Sinaï bij God, het volk Israël in de woestijn, Elia op weg naar de Sinaï, Jezus in de woestijn en nog veel vaker. Het is de tijd om je te bezinnen op de vraag: waarom stierf Jezus, die bij God de Heer hoorde? Hoe nu verder?

Even kijken hoe ze het in Montceaux l’Etoile hebben gedaan!

Montceaux l'Etoile
Montceaux l’Etoile

Moet je zien! Daar gaat onze Heer! Dag, mijn lieve zoon! Dag, Jezus! Tot ziens, Jezus! Ze zullen blijven juichen en zwaaien, tot hij in de wolken verdwenen is, terug bij de Vader. In de Bourgondische streek de Brionnais staat in het kleine dorpje Montceaux l’Etoile een al even klein Romaans kerkje met een prachtige verbeelding van de hemelvaart van Jezus. Zelden zie je zo’n levendige voorstelling. In het midden Maria, die omhoog wijst en de anderen toeroept: ‘Zien jullie het ook?’ Want het is een visioen, en dan weet je nooit of anderen om je heen hetzelfde ervaren. Maar ze doen het. Petrus steekt vol bravoure een enorme sleutel de lucht in: ‘Jezus. Vanaf nu kun je echt op mij rekenen, ik ga ervoor!’ Andere apostelen kijken vol verwondering omhoog of roepen elkaar al wijzend, en bijna van vreugde dansend, toe: ‘Wat geweldig voor hem! Onze Heer mag teruggaan naar zijn Vader in de hemel!’ Het is een opgewonden groepje. Ze zijn blij voor Jezus. Misschien hebben ze tegelijk het vreemde gevoel, dat het nu verder aan hen is. En zoals zo vaak, praten ze Petrus na: ‘Ja, Jezus, nu gaan wij er voor!’

Wat er precies gebeurd is met Jezus na zijn kruisdood, vertellen de evangelisten ons niet, zagen we. En dus is het gelukkig niet mogelijk om op grond van de Bijbelteksten een historisch en letterlijk juiste uitleg te geven van wat er gebeurd is met Jezus na zijn dood. Dat noem ik gelukkig, want ook voor de mens Jezus geldt, dat zijn aardse lichaam na zijn dood ‘niet meer was’, of ‘anders was’. De drie vrouwen, de Emmaüsgangers en de apostelen hebben in visioenen hun Heer teruggezien. Of Maria daar ook bij was, vermelden de evangeliën niet. Zij wordt nog maar één keer genoemd, door Lucas, in een verhaal tussen Hemelvaart en Pinksteren. Maar in de traditie heeft Maria juist de meest prominente plaats gekregen als Moeder van God. Daarom wordt zij op schilderijen vaak afgebeeld te midden van de apostelen. In hun beschrijving van de visioenen van de opstanding vermelden de evangelisten meestal dat de apostelen Jezus niet herkenden, maar alleen zijn stem, of zijn manier van doen, vooral het breken van het brood, bij het avondmaal. Er hangt een geheimenis rond het opnieuw herkennen van hun Heer. Het geheimenis van de overkant, aan gene zijde van het graf, waar de Eeuwige leeft en heerst over de dood.

Jezus van Nazareth was de mens die geheel en al leefde door de Geest van God. En zijn dood betekende de terugkeer van Gods-Geest-in-de-mens-Jezus bij God. Zo werd Jezus Christus de eerste nieuwe mens, als eerste van alle stervelingen. En wij mogen volgen! Ik denk, net als de meeste verbeeldingen van de hemelvaart: wij volgen, en Maria ging voorop! En al die heiligen na haar; laat ieder van ons zelf maar uitkiezen wie men vanzelfsprekend heilig genoeg vindt om ‘bij God te horen’. De andere mensen worden dan wel door Jezus geroepen. Want er is heil voor alle mensen die dat willen. Dat mogen we ervaren op het feest van de hemelvaart. Daar kun je opgewonden van raken zoals Maria en haar vrienden daar op het kleine portaal in Montceaux l’Etoile. En hartstikke blij! Moet je zien! Daar gaat onze Heer! Dag, mijn lieve zoon! Dag, Jezus! Tot ziens, Jezus!

Hij blijft bij ons door de gave van Gods Geest…

Tot ziens, terwijl hij blijft… Want het evangelie culmineert in het gebeuren met Pinksteren, in het kunnen mee-weten met God. Voor Joden, dus ook voor Jezus’ joodse vrienden, begint 7 × 7 dagen na Pesach Sjavoeot, het Wekenfeest. Pesach is het feest van de bevrijding door God van het dienen als slaven. Op het Wekenfeest vieren de Joden de gave van de Thora, om de God van Israël te kunnen dienen. Cohen Stuart vertelt in zijn boek Joodse feesten en vasten hoe hij en zijn vrouw in Jeruzalem een leernacht meemaakten die in de vroege morgen eindigde op het plein bij de Klaagmuur. De zon kwam stralend op over het dak van de Rotskoepel en ze hadden het wonderlijke gevoel dat ze zoiets meemaakten als Jezus’ leerlingen. Die hadden eveneens een leernacht doorgemaakt, zich bezinnend op het verband tussen de teksten van Tenach en hun ervaringen met Jezus. Toen ervoeren zij, op de morgen van Sjavoeot, het Pinkstervuur, de gave van de heilige Geest. Gods geschenk voor mensen die verder moeten zonder Jezus’ lijfelijke aanwezigheid. Jezus wist wat leven naar Gods wil is, en de Geest schenkt ons dezelfde gave van ‘mee-weten met God’. Wat dat mag betekenen kunnen we prachtig illustreren aan Georg Muche’s Schwarze Maske, dat ook zoiets, maar toch net iets – wezenlijk – anders zegt.

I

In 1919, een jaar na de in Rusland geslaagde maar in Duitsland mislukte arbeidersrevolutie, werd in Weimar door de architect Gropius het Bauhaus gesticht, als doorstart van een bestaande kunstacademie. Men wilde in het gedemoraliseerde Duitsland vanuit deze leerschool voor architectuur en vrije kunst een kritische bijdrage leveren aan een nieuwe maatschappelijke utopie: de industriële grootmacht. Duitsland was zijn koloniën kwijtgeraakt en omdat het zelf te weinig grondstoffen heeft, wilde men zich toeleggen op voor die tijd hightech producten. Daarvoor waren ontwerpers nodig, begreep Gropius. Vandaar dat in het manifest van het Bauhaus stond, dat alle kunsten onder het primaat van het ambacht, met name de architectuur, zouden worden gesteld. Men wilde de studenten op ambachtelijke wijze ontwerpen leren maken voor moderne industriële producten. Hoewel de vrije kunst dus niet het belangrijkste was, heeft Gropius toch eerst vooral vrije kunstenaars geworven. Zij gaven elk op hun eigen wijze invulling aan het ideaal, dat samenhing met een positief mensbeeld. Ze wilden een persoonlijk voorbeeld zijn voor de leerlingen, waarvan, wat bijzonder was in die tijd, bijna de helft vrouwen waren.

We zien de sterke band met de architectuur terug in het werk van de beroemde kunstenaars van het Bauhaus, natuurlijk bij de beroemde architecten, naast Gropius zelf ook Mies van der Rohe en Marcel Breuer, en verder bij de schilders Feininger, Itten, Kandinsky, Klee, de jonge Josef Albers, Schlemmer en de alles-kunner Moholy-Nagy. Ook bij Georg Muche, die in 1922 Schwarze Maske schilderde en in 1923 een belangrijk gebouw in Dessau ontwierp.

Robert Ryman
Georg Muche, Schwarze Maske

Het werk van Muche is een eigenaardig geheel van tegendelen. Het zwart-grijze schilderij zou erg somber kunnen lijken, maar door het brede rode vlak en de witte plekken is dit toch niet het geval. De meeste vormen zijn strak rechtlijnig, maar het ‘ei’ dat een groot deel van het werk omvat is een grillige ovaal. Het deel van het schilderij buiten het ei bevat een deel van een boot en drie vlakken die alleen qua kleur bij elkaar passen. Vooral het gearceerde rechterbovenvlak doet vreemd aan. Ook de streep grijs bovenaan, die net niet horizontaal is, en evenwijdig loopt met de lijn van de horizon (water!), wekt verbazing. Want alle overige rechte lijnen – behalve de schuine ‘rots’ – zijn vrijwel horizontaal en verticaal, waarbij de vlakverdeling weloverwogen gekozen is. De titel spreekt van een zwart masker, dat in het midden ligt. Mond en neus zijn echter spierwit en niet masker-achtig. Het geheel komt abstract over, maar als we naar de details kijken blijkt het karton juist figuratief te zijn. Toch is het moeilijk vast te stellen wat Muche precies afbeeldt. Een masker, of toch een mens, slapend en dromend van een zeereis, want we zien water, een zeilboot, een wolk aan de horizon in het avondrood.

Een eigenaardig geheel van tegendelen. Muche was zelf ook een eigenaardige verschijning, want hij en Itten en sommige van hun Bauhaus-leerlingen droegen opvallende oosterse kleding, als waren zij monniken. In 1921 maakte een bezoeker, de Nederlandse schilder Paul Citroen, een tekening Georg Muche in Bauhaustracht. Zij hingen de leer aan van Mazdaznan, een uit Amerika overgewaaide secte, die een oosterse leer verspreidde over de kosmische eenheid van God en mensen. Wat is de mens? De mens is een eenheid van lichaam en geest, geïntegreerd in het geheel van het goddelijk universum. Door hun toedoen werd in het internaat van het Bauhaus de vegetarische keuken ingevoerd. Hun optimistische mensbeeld paste bij dat van het Bauhaus. Men relateerde technische vooruitgang aan normen en waarden ten dienste van een meer rechtvaardige wereld. We kunnen in Muche’s schilderij zijn toenmalige visie op de mens herkennen. De slapende mens is naar geest en lichaam geïntegreerd in zijn omgeving; ook in zijn droom vormen geest en materie een eenheid, niet alleen in de mens zelf, maar ook binnen het geheel van het ‘goddelijke’ universum.

Wat is de mens? Een Zwart masker dat opgaat in het al. Is een mens echter niet meer dan dat? Is de mens niet tevens een wezen dat ademt, dat kan denken en dromen over de levensreis, misschien uitgedrukt in de boot op het water. En geaccentueerd door de tegenstelling tussen kleuren en vormen. Ook in dit opzicht wekt Muche’s werk tegengestelde ideeën. Is een mens dan toch ook zichzelf, los van het ‘goddelijke’ universum?

II

Zou de mens ook niet, in tegenstelling tot wat oosterse wijsheid leert, Geestkracht kunnen bespeuren die afstand kan nemen van alles wat menselijk is? Israël sprak niet van een goddelijk al, waar de mens deel van uitmaakt. Het vertelt over een Schepper-Geest (ruach), totaal los van het al. De mens, lichaam en geest, zou ‘levend wezen’ zijn geworden doordat God hem ‘de levensadem’ inblies (Gen 2:7), de levensadem die van de Schepper-Geest uitging (Gen.7:22). Ja, nog pregnanter, deze levensadem werd bij Israëls profeten geladen met Gods eigen Geest (ruach). Toch bleef het Gods Geest, los van de geest van de mens. Israël wil beslist niet weten van een goddelijke oorsprong van de mens, een soort van goddelijke vonk in de mens. Juist door dit totaal andere van Gods creatieve Geest, zo leren jood en christen in tegenstelling tot de oosterse religies, hebben mensen andere mogelijkheden dan ze op grond van hun eigen materie, geest en levensadem, als deel van een goddelijk universum, zouden bezitten.

Wat is de mens? Misschien kan men ook vanuit Tenach en Evangelie de mens voorstellen als een Zwart masker. Als een vaak ondoorgrondelijk wezen, wiens handelen helaas twee kanten op kan gaan. Hij kan zijn eigen behoeften en lusten botvieren ten koste van medemensen. Om dat te voorkomen is het nodig dat we ons bewust worden van de noodzaak dat lichaam en geest bij elkaar horen en in evenwicht zijn. Dat mensen zoals de kunstenaars van het Bauhaus hiernaar streven is een groot goed. Maar vooral aan Jezus zien we, dat er nog iets heel anders mogelijk is. Het evangelie van Jezus Christus culmineert in de boodschap van Pinksteren. Gods ruach kan in ons zijn. Het is en blijft weliswaar Gods Geest in ons, maar het verandert wel ons hele mensbeeld: de mens is een eenheid van geest en materie, én creatieve mens-van-God. Het evangelie culmineert in het gebeuren met Pinksteren, in het kunnen mee-weten met God. Want dit is het meest wezenlijke van het christelijk geloof, het Leuke nieuws: ‘Jezus’ is gebleven. De Geest die de profeten van Israël leidde en die wij optimaal herkennen in Jezus van Nazareth, is gebleven. Wij kunnen leven ‘met de opgestane’, leven door de Geest, en – alleen zo, geloven wij – aanhaken bij het kosmische gebeuren van oorsprong tot voleinding.