Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

Slavernij: Ga in de leer bij de Duitsers

Kan een volk zijn verleden verwerken?

De Joods-Amerikaanse filosofe Susan Neiman vertelt in haar studie Learning from the Germans (Penguin 2019) dat ze opgroeide in Atlanta, de hoofdstad van Georgia. Toen ze acht jaar was, zei haar hartsvriendin plechtig, dat ze niet meer met haar wilde spelen. Want ze had gehoord dat de Joden Jezus hadden vermoord. In die tijd streed Susans moeder mee met de acties van Martin Luther King, die ook in Atlanta woonde, voor de opheffing van de segregatie van zwart en wit. Als achtjarig meisje wilde ze op een snikhete dag met haar moeder en zwarte kennissen naar een poel gaan, waar ze vaak zwommen. Maar haar moeder zei: Dat kunnen we niet. Ik bleef zeuren, schrijft ze, “waarom nou niet”. Pas later begreep ik dat samen zwemmen van zwarte en witte kinderen wettelijk verboden was in Georgia. Tenslotte gingen ze spelen onder de tuinsproeier. Als twaalfjarige werd Susan lid van de eerste geïntegreerde jeugdgroep, waar ook de drie oudste kinderen van King bij hoorden. Toen King in 1968 in Memphis vermoord was, hielp ze mee aan het maken van condoleances. De rassenwetten zijn allang verleden tijd, maar de discriminatie van zwarte Amerikanen gaat door tot op de dag van vandaag. In 2015 vermoordde een jonge blanke Amerikaan met racistische motieven negen Afro-Amerikanen. Nog zeer recent, in mei 2020, werd in Minneapolis een zwarte man, George Floyd, doodgedrukt door een blanke politieagent, wat in de hele wereld tot felle protesten leidde over rassendiscriminatie.

Neiman ging studeren in Duitsland en bleef er wonen, vooral in Berlijn. Tussendoor woonde ze ook vijf jaar in Israël, maar daar hield ze de discriminatie van de Palestijnen door haar eigen volk niet uit. Ze vraagt zich in dit onderzoek, afgesloten in 2019, af hoe het nazi-verleden in Duitsland en het slavernij-verleden in de VS doorwerkten in het heden. Welke invloed heeft de Alternative für Deutschland op het Duitse proces? In de gehele VS heersen nog systematische vormen van racisme, maar wat zagen onderzoekers van ras en geschiedenis in “the Deep South”? Wat moet er in de VS gebeuren, bijvoorbeeld in het onderwijs, om rassenhaat tegen de gaan?

Eerst de Duitsers

Wij hebben zelf vele vakanties doorgebracht in twee Duitse vakantie-appartementen in het Sauerland, in totaal meer dan een jaar in beide. We raakten bevriend met deze mensen, hoewel we het nog in 1972 niet vanzelfsprekend vonden in één huis te wonen bij Duitsers. Het bleken vluchtelingen uit Silezië te zijn; de man was krijgsgevangene gemaakt en toen hij na drie jaar vanuit Siberië aankwam in het westen, was en bleef hij ziekelijk. Mondjesmaat lieten ze wel eens iets los over hun leven op een kleine boerderij in Silezië, maar over de oorlog hoorden we zelden iets in de twintig jaren dat wij hen bezochten. Wel kreeg ik als herinnering een dik boek met een soort Verkade-plaatjes van de Olympische Spelen in 1936, over “das Deutschtum der Welt”, waar zij nu van gruwden. Later, toen zij op sterven lag, hebben we haar voor het laatst bezocht.

In het volgende huis, waar we vanaf 1992 lange tijd verbleven, woonde een echtpaar waarvan de enige dochter met haar gezin in een huis op hetzelfde terrein woonde en woont. Hier hebben we veel ervaren over het oorlogsverleden van de vader. Hij begon al bij de eerste ontmoeting met heldenverhalen over zijn verleden als oorlogsvlieger van de Luftwaffe, in de strijd om Stalingrad. “Het was bitter koud in zo’n Messerschmidt maar wanneer we Rote Radieschen zagen ging het meteen van paf paf paf!”. Zijn vrouw en kinderen stonden er verbijsterd bij en probeerden hem af te stoppen. Maar pas toen ik zei dat de Russen in de oorlog onze bondgenoten waren en dat wij veel geleden hadden van nazi-Duitsers, viel hij stil. Sindsdien heeft hij niet meer over zijn verleden gesproken; de contacten werden steeds familiairder. Zozeer, dat de kinderen, toen hij een weduwnaar op hoge leeftijd was, ons vroegen of we een keer veertien dagen op hem wilden letten zodat zij met vakantie konden gaan. Hoewel hij afstand had genomen van het nazi-tijdperk, heeft hij mij bijna elke dag lange tijd verteld over zijn oorlogservaringen rond de bevoorrading van ingesloten troepen in Stalingrad en over de strijd tegen de geallieerden vanaf het vliegveld van Reims in het westen. Veel succes-stories, totdat hij, in strijd met de oprukkende Russen, werd neergeschoten en door de frontlinies heen naar het Sauerland vluchtte.

De verwerking van het verleden is, zo blijkt uit Neimans onderzoek, bij de Duitsers voorbeeldig verlopen, maar bij hem ging het anders dan zij verwachtte…

Nu de Amerikanen

Van de Duitse Luftwaffe-piloot kunnen de Amerikanen niets leren. Hoe ouder hij werd, hoe helderder de oorlog weer voor zijn geest verscheen. Over wat hij mij vertelde, een half jaar voordat hij, 94 jaar oud, stierf, zou ik een boek(je) kunnen schrijven. Juist omdat hij inmiddels een grote uitzondering was. De rest van zijn familie had en heeft daarentegen gedachten over het nazi-verleden oorlog zoals Neiman ze beschrijft.

De verwerking van het racisme in de VS is een heel ander verhaal. Tijdens verblijven in Princeton reisde ik geregeld naar New York. Voor de kunst, waar ik een boek over schreef, maar ook voor sociale vragen en de geschiedenis van de stad (later zal ik schrijven over Bowne House, waar de Quaker Bowne woonde die ‘onze’ Stuyvesant een lesje leerde).

Op 6 februari 1998 maakte ik een wandeling Uptown Mantattan. Ik besloot boven Central Park eerst de Lenox Avenue te nemen, “for a slice of life in Harlem. There’s an incredibly large number of people on the street all times of day. Check out the Liberation Bookstore”. Dat las ik in mijn alternatieve reisgids, en met die voorbereiding was ik wel gelukkig. In mijn reisnotities lees ik: “Ook al ga ik overdag de wijk in, toch voel ik mij niet echt happy, als ik bij 125th Street uit de metro stap. Zelfs niet op de grote Lenox Avenue, met zijn brede trottoirs, wel vijf meter. De zon schijnt, maar het is wel koud, de plassen zijn bevroren. Er staan lange rijen ongeveer zes-hoge goedkope vooroorlogse woningen, vaak dichtgetimmerd en in elk geval zien ze er slecht onderhouden uit, met ertussen heel veel kleine winkeltjes en eettenten, en overal staan kleine groepjes mannen voor de deuren niks te doen; soms een woord tegen elkaar, verder stilstaan of stampen met de voeten, want het lijkt me geen pretje om zo uren buiten te staan in de kou. Vinden zij kennelijk wel, anders… ja, dat vraag ik me af, wat anders? Thuis zitten kniezen? Wie zijn er thuis? Wat is hun thuis? Zijn het brave huisvaders, kinderen naar school, vrouw aan het huishouden of ergens aan het werk? Ik weet, dat er zwarte mannen zijn die hun gezin laten voor wat het is. Kennelijk staan ze liever op straat dan dat ze ergens binnen zijn. Zijn deze mannen “unemployed?” en azen ze op baantjes? Of hebben ze in de winter tijdelijk geen werk? Zitten ze in ploegendienst? In ieder geval werken ze nu niet, en één van de redenen moet dus wel kloppen. Ze dragen allemaal dezelfde kleding: blauwe wijde spijkerbroek, cap, trimschoenen en een dik, meestal donker, gecapitonneerd winterjack. De meesten schat ik tussen de twintig en veertig jaar. Ze praten dus wat, maar niet veel, ze lachen wat, en zien er beslist niet ongelukkig, maar wel heel erg verveeld uit.

Ik loop langs het beroemde “Sylvia’s soul food” en kom bij de Liberation Bookstore. Het is het enige stukje van een pand dat nog in gebruik lijkt te zijn. Zeshoog met zo’n twintig ingangsdeuren; voor de ramen en toegangsdeur zitten grote tralierasters. Om elf uur zou de tent open gaan, en het is vijf voor elf. Ik wacht. De omslagen en vooral folders en brochures in de etalage zijn verbleekt; er hangt een al weer bijna drie jaar oud krantenartikel waarin staat dat de eigenaresse steeds met uitzetting bedreigd wordt; alles pesterij van de gemeente om de zaak van de bevrijdings-kritiek in diskrediet te brengen en te elimineren. Zou de zaak wel opengaan? Ik vraag het een paar voorbijgangers; ze geven vage antwoorden. En om vijf over elf ga ik maar verder. Wat mij in de etalage het meest aansprak was een soort affiche met als opschrift: dont forget the africa-holocaust. 170 millions of slaves died being caught, transported and exployed. Met tekeningen van deze gruwelijke praktijken. Indrukwekkend.

slavernij
William Blake: zweepslagen voor een Samboc (= neger-) slavin

Er waren (staat er niet bij) ook veel Nederlanders die slavenhandel bedreven. Dit enorme getal moet, als het juist is, gaan over alle slaven die reeds in Afrika en later door de eeuwen heen in Amerika zijn geknecht. Volgens Wikipedia werden er 11 miljoen getransporteerd.

Ik durf geen zijstraat ingaan, ook al zijn er vast veel karakteristieke oude herenhuizen te bewonderen met fraaie toegangstrappen. Pas via 138th Street ga ik richting Hamilton House, m’n volgende doel. Ineens loopt de weg op (ik “cross” de wijk) en kom ik op Hamilton Heights, waar je tussen de straten door diep onder je de Hudson ziet, en aan de overkant New Jersey, met eveneens hoge rotsen. Wat een verschil met “Lenox”, geen twee kilometer hier vandaan…”

Mijn vraag is: zijn de Duitse Jodenhaat, de holocaust, en het Amerikaanse slavernijverleden, wel met elkaar te vergelijken, zoals Neiman doet?

De vergelijking die Neiman maakt

Susan Neiman woont en doceert nog altijd in Berlijn. Zij is niet zo gecharmeerd van het grootse Holocaustmonument naast de Brandenburger Tor, maar vertelt het verhaal achter het monument in de Rosenstrasse, nabij de Alexanderplatz (p. 272v.).

holocaustmonument

Dit monument van de Joodse beeldhouwer Ingeborg Hunzinger uit Oost-Berlijn herinnert aan het protest in Berlijn in februari/maart 1943. De nazi’s hadden al vanaf 1936 gemengde gehuwden opgeroepen om te scheiden, met als dwangmiddelen beëindiging van dienstverbanden, salariskortingen, etc. Toch bleven veel echtparen bij elkaar en de overheid wist niet wat met hen te doen. Moest men de Joden met geweld scheiden van de Ariërs? Vanwege deze angst was Thomas Mann met zijn Joodse vrouw nog net op tijd via Spanje naar de VS gevlucht. De nazi’s besloten begin 1943 een razzia te houden en haalden honderden Joodse mannen tijdens hun werk op. Maar toen hun vrouwen ontdekten waar ze waren opgesloten, in een gebouw aan de Rosenstrasse, trokken ze erheen en eisten hun mannen op. Ondanks ijzige kou postten ze meer dan een week voor het gebouw, totdat de overheid bakzeil haalde. Op de achterzijde van het monument staat: “De kracht van de burgerlijke ongehoorzaamheid en de kracht van de liefde overwonnen het geweld van de dictatuur. Hier stonden vrouwen met doodsverachting: geef ons onze mannen terug. De joodse mannen kwamen vrij.”

Neiman vergelijkt twee verschrikkelijke drama’s in de wereldgeschiedenis met elkaar. De Duitse jodenhaat met als gevolg de holocaust, en de huidige gevolgen van de Amerikaanse slavernij. De vraag is, of de vergelijking die Neiman maakt, wel op gaat.

De gelijkwaardigheid en kansengelijkheid van jood en christen in Duitsland leidde vaak tot jaloezie doordat joden soms goede posities hadden, zoals Einstein en Freud. De “Wiedergutmachung” in Duitsland, financieel maar vooral in de laatste 40 jaar ook door bewustwording van het de Joden aangedane leed, heeft veel goed gedaan. Maar is slavernij van zwarten en bijgevolg blanke grootheidswaan niet iets anders? Wat Neiman uitgebreid beschrijft over de Emmet Till story (211ff) is veelzeggend over het ontbreken van gevoelens van medemenselijkheid bij sommige blanken als zij denken of spreken over hun zwarte landgenoten. Emmet Till werd nog in 1955, 90 jaar nadat de slavernij in het zuiden van de VS was afgeschaft, op gruwelijke wijze vermoord omdat hij een blanke vrouw had aangeraakt, maar de daders gingen spoedig weer vrijuit. Lang na hun dood, pas in 2005, werd het proces herzien.

De Duitsers hebben sinds de beide wereldoorlogen inmiddels in grote meerderheid hun verleden verwerkt. Ze zijn zich geleidelijk aan bewust geworden van de afschuwelijke wandaden van de nazi’s, waar bijna het hele volk min of meer mee had ingestemd. Ook in het zuiden van de VS zijn wel groepen die aansturen op verwerking van het slavernij-verleden en pogingen tot verzoening doen, zoals sinds 1999 het Winter Instituut voor verzoening tussen de rassen in de staat Missisippi (140ff). Sommige medewerkers zijn Joods, en spreken over hun werk als tikkun olam, de Hebreeuwse idee van het herstellen van de wereld. Neiman bracht daar een sabbatical year door, uitgerekend nadat Obama was opgevolgd door Trump. De meeste inwoners van Missisippi waren opgelucht dat het tijdperk van de zwarte president voorbij was. Er is in deze staat nog weinig besef van schuldgevoelens over de slavernij. Het land staat nog steeds vol standbeelden -opgericht tot 1960!- ter ere van helden die zwarten discrimineerden. Ook dit in tegenstelling tot wat in Duitsland gebeurde: “Germany has no Hans Wehrmacht statues”, al heeft Adenauer ooit in Friedland bij Göttingen voor één abstract monument, dat het eigen Duitse lijden weergeeft, het fundament gelegd. Waarschijnlijk zijn, zoals in Bristol, ook in de VS na de dood van Floyd een aantal beelden van discriminerende helden geruimd… Maar in Nederland?

monument sherman

Je zou kunnen denken dat het beroemde monument van General Sherman met Pomona, godin van de oogst en de overwinning (zie de foto), na zijn zeges op de zuidelijke staten, op de Grand Army Plaza New York, de noordelijke tegenhanger is. Maar Sherman hielp weliswaar om Noord en Zuid te verenigen, maar hij was bepaald geen vriend van zwarten en indianen. Zijn opdrachtgevers, zoals de opperbevelhebber Grant, evenmin. In 1968 zei Martin Luther King Jr hierover: “Amerika weigerde ‘the Negro’ enig land te geven, terwijl (…) miljoenen acres land in het westen aan blanke boeren uit Europa werden gegeven om hen een economische basis te geven en ook nog onderwijsvoorzieningen”. Zwarten, zogenaamd vrij op de plantages in het zuiden, kregen een deel van de oogst, dat vaak zo klein was, dat ze schulden moesten maken en gebonden bleven aan hun bazen. Afgezien van het werk van enige Quaker-gemeenschappen bleef deze situatie min of meer zo tot nieuwe wetten in dat jaar 1968, door de protesten van groeperingen rond King c.s. Neiman vraagt, weer 50 jaar later: moeten er nu eindelijk geen herstelbetalingen komen? (348).

Zij eindigt haar boek met een herhaling van haar pleidooi, waar ook wij Nederlanders, meen ik, nog maar eens goed over moeten nadenken. Ze pleit voor de bittere noodzaak dat wij leren inzien dat het verlangen om ons in onze eigen “stam” terug te trekken er telkens opnieuw toe leidt dat minderheidsgroepen en landen onderling verdeeld blijven. Tribalisme, stamgevoel, zoals aangewakkerd door de AfD, maakt altijd weer ons wereldje kleiner; universalisme is de enige manier om haar te verruimen (362-384). Wat Neiman voorstelt, lijkt het enig juiste, maar is dat wel haalbaar? Neem ons land, hoe zit dat bij ons? Neimans voorstel verplicht mij tot een blik in onze eigen zaakjes…

Neiman, Pinksteren en Keti Koti…

Susan Neiman stelt in haar boek Learning from the Germans de Duitsers ten voorbeeld aan haar Amerikaanse landgenoten hoe een volk in het reine kan komen met zijn verleden. Veel blanke Amerikanen, vooral in het zuiden (maar daar niet alleen: Floyd werd geworgd door agenten in Minneapolis), koesteren hun “stamgevoel” (tribalisme) en wensen dat de zwarte minderheid, met hun verleden als slavenvolk, zich schikt in hun superioriteit. Zelfs nu het land een zwarte president heeft gehad, willen veel blanken nog niet toegroeien naar een breder, universeler standpunt over de samenstelling van de bevolking.

Neiman heeft vijf jaar met haar drie kleine kinderen in Israël gewoond om te ervaren hoe het is om als joden ‘onder elkaar’ te leven en tegelijk vreedzaam met de Palestijnen. Maar in 2000 was voor haar de maat vol. Er was toen een positieve doorbraak mogelijk om te komen tot vreedzaam samenleven van Israël en de Palestijnse staat. Ik was die zomer ook in Jeruzalem, en alle Joodse conferentiegangers hoopten op een akkoord. Eén zei mij: ik woon in bezet gebied, maar geef graag mijn huis op voor een vredesregeling. Helaas, Israël wilde de afgesproken overeenkomst niet tekenen. Neiman was diep teleurgesteld en keerde met haar kinderen terug naar Duitsland, haar tweede vaderland. Tribalisme, stamgevoel, zegt Neiman sindsdien, maakt altijd weer ons wereldje kleiner; universalisme is de enige manier om haar te verruimen.

Maar kan dat, en is het eigenlijk wel wenselijk? Vaak wordt het bijbelverhaal van Pinksteren door de christenen (ook) gezien als een gebeurtenis die – als we Neimans termen gebruiken – het geloof van Israël verbreedt van een joodse ‘tribale’ tot een wereldwijde ‘universele’ godsdienst. Dat is mijns inziens niet geheel onjuist, indien we het verhaal van de joodse man Jezus, zijn leven, sterven, opstanding en hemelvaart als uitgangspunt nemen en tegelijk het verhaal van Israël, Tenach, als basis van het christelijk geloof behouden. Jezus had gezegd tegen zijn leerlingen: “Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde” (Handelingen 1:8). Tien dagen later, op het joodse Wekenfeest, “werden ze vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen” zodat ook joodse pelgrims die geen Hebreeuws kenden, hun boodschap konden verstaan. Niet veel later had Petrus een visioen waarin hem duidelijk werd gemaakt dat iedere mens, Jood en Heiden, die door het werken van de heilige Geest bij Jezus wilde horen gedoopt kon worden “in de naam van Jezus Christus”(Hand. 10:48). Vanaf dat moment trokken de apostelen (dat is: de uitgezondenen) door het hele Romeinse rijk.

Keti Koti

Ik schreef dat het ‘niet geheel onjuist’ is om gevolgen van de boodschap van Jezus’ leerlingen te zien als het begin van wat later een ‘universele’ godsdienst werd. Een godsdienst die overal ter wereld voorkomt. Dat is iets anders dan wat Neiman lijkt te bedoelen met universalisme: overal geldend in de hele wereld. Hier kom ik bij een punt van kritiek op haar. Ik gebruik daarbij als voorbeeld Keti Koti. Dat betekent “Ketenen gebroken”, de Surinaamse feestdag op 1 juli. Die dag wordt uitbundig gevierd, ook door de Nederlandse Surinamers zoals we elk jaar kunnen zien op tv, wanneer beelden van de ‘Bigi Spikri’ worden vertoond. Bigi Spikri is een Surinaams begrip en betekent letterlijk ‘grote spiegel’. Tijdens de jaarlijkse feestelijke parade in Suriname liepen de uitgedoste mensen langs de winkeletalages van Paramaribo. De etalageruiten dienden als grote spiegels, waarin zij zichzelf bewonderden. Men herdenkt en viert dan de afschaffing van de slavernij door de Nederlandse overheid op 1 juli in 1863. Ter gelegenheid van 100 jaar Keti Koti werd in 1963 in Paramaribo een standbeeld onthuld. Dit beeld stelt Kwakoe voor, een weggelopen (en weer gevangen genomen) slaaf die het symbool werd voor de drang naar vrijheid. Echter, pas op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek los van het Koninkrijk der Nederlanden. Vanzelf ging het loslaten bepaald niet; ook toen eindelijk, pas na de oorlog, de uitbuiting op moest houden, bleef de bevoogding.

Toch koos een belangrijk deel van de Surinamers ervoor om in 1975 naar Nederland te vertrekken want hier waren de levensomstandigheden veel gunstiger. Dat bleek echter lang niet op alle gebieden het geval te zijn. Ook hier worden Surinamers, triest genoeg, door velen als zwarte Pieten gezien, ondanks het succes van de terechte acties om van Piet een gewoon knechtje van Sinterklaas te maken.

Ook is er in Nederland geen plaats voor de cultuur die zij meenamen uit hun ‘moederland’ en die hun geschiedenis toont, zodat zij hun eigen weg blijven zoeken. Hun ‘kleine verhaal’ wordt niet gevoeld en kan niet samenkomen met het ‘grote verhaal’ van de Nederlandse samenleving, want die wil het slavernijverleden niet onder ogen zien en ontkent dat hier racisme voorkomt. (Oikoumene, Raad van Kerken in Nederland, 2020, met een boeiend verhaal van Mercedes Zandwijken).

Zou Susan Neiman menen dat Keti Koti een gebrek toont aan universeel denken? Dat zal toch wel niet. Maar haar studie ontbeert dan wel een bredere uiteenzetting over zowel tribalisme als van universalisme. Er is ruimte nodig voor eigen culturen. Dit neemt niet weg dat Neiman een goed boek schreef over de verwerking van het Duitse verleden en haar klacht over de blijvende achterstelling van de zwarte inwoners van de VS, in de economie, in het rechtssysteem en in de gezondheidszorg. Wat in tijden van het coronavirus weer heel duidelijk werd; ruim twee keer zo vaak stierven zwarte Amerikanen aan Covid-19. Het is te hopen dat de demonstraties die overal in de wereld gehouden werden tegen rassendiscriminatie vanwege de dood van George Floyd geen emotionele opwelling waren. Het doel moet zijn, dat er nu concreet gehandeld wordt: beter onderwijs voor alle mensen die achtergesteld zijn en het verkleinen van de inkomensverhouding tussen arm en rijk!

bigi spikri
Bigi Spikri Optocht