Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Reizen)

Met de Kelten opklimmen naar God

In het wijdse land van de Rhön in midden-Duitsland liggen hoge basaltbulten uit de tijd dat hier vulkanen rookten. Sommigen steken wel 700 meter boven de vlakte uit; de Milseburg bij Fulda meet 836 m. Hier hebben sinds oeroude tijden mensen de weg naar boven gezocht om dichter bij hun goden te komen.

Milseburg
Milseburg

Aan het begin van de ijzertijd vormde zich na eeuwen van onzekerheid een nieuwe, Keltische, cultuur, dat als centrum Oostenrijk en Duitsland had. Het wordt de Hallstattcultuur genoemd, omdat de oudste sporen uit de zevende eeuw voor Christus zijn gevonden in een grafveld bij Hallstatt in Oostenrijk. De invloed van de Kelten breidde zich in de volgende eeuwen over bijna heel Europa uit. In veel landen, het meest in Groot-Brittannië, vinden we hun sporen in grafvelden, opgerichte stenen en forten. Het verschil tussen Kelten en hun voorgangers is zichtbaar omdat de Kelten ijzer konden bewerken. Hun gereedschappen en sieraden zijn sinds de achtste eeuw teruggevonden. Ook heeft dit volk geleidelijk aan de gebruikelijke lijkverbranding vervangen door begraven.

De oude Kelten hebben geen schrift nagelaten, maar Grieken en Romeinen hebben hen beschreven, omdat de ‘Galliers‘(Kelten) hun landen en culturen bedreigden. Misschien sprak reeds Homeros, zo’n 800 v. Chr., over hen in boek 11 van de Odyssee: ‘De zon ging onder en het werd donker op alle wegen, toen wij over de peilloos diepe Okeanos voeren. Daar zijn het land en de woonplaats van de Kimmerische mannen, eeuwig verborgen in duisternis en nevels. Nooit zal Helios met zijn stralende licht die mensen beschijnen (…) een sinistere nacht hangt maar eeuwig over die stakkers.‘ (vertaling Imme Dros).

Het kan sinister zijn in de bergketens boven Hellas en Italia, maar uit eigen ervaring weten wij dat ook daar zeer geregeld de zon schijnt. Het sinistere van de Kelten zit meer in hun mensenoffers aan de goden, waar de Romeinse historici over schreven. Dat komt omdat in tijden van grote nood, met name bij de invasie van de Romeinen, de gebruikelijke dieroffers soms door de Druïden, de priesters, werden vervangen door mensenoffers. Juist omdat de Romeinen, zelf geen lieverdjes, hun gebied binnenvielen, zagen zij dit wrede gebruik. Maar normaal offerden zij dieren en votiefgaven van brons en hout, die overal in wateren en moerassen zijn teruggevonden. Misschien hebben de Romeinen ook aan mensenoffers gedacht omdat uit de Keltisch-Franse La-Tène periode losse hoofden zijn gevonden. Zij waren van gedode krijgers. Men geloofde dat het hoofd de ziel van de mens bevatte. Overigens kenden zowel Romeinen als christenen het onthoofden, en zelfs werd het hoofd van een gestorven heilige wel als relikwie gebruikt.

Voor de Kelten hadden zee en meer, bomen en rotsen, een heel bijzondere religieuze betekenis. Hier bevonden zich hun goden, vooral op afgelegen plaatsen en hoogten. De Romeinse veldheer en schrijver Caesar heeft het duidelijkst de betekenis van de Druïden beschreven. Zij waren niet alleen degenen die het religieuze leven leiden, ook rechtspraak en wijze uitspraken over levensproblemen waren aan hen toevertrouwd. Caesar beschreef uiterst helder hun positieve kwaliteiten. Juist omdat hij hun grote macht besefte, deed hij echter als veldheer alle moeite om hen uit de weg te ruimen, zodat de moraal van een stam gebroken was.

De Romeinen braken weliswaar overal het verzet van de Kelten, maar slaagden er niet in hen uit te roeien. In Groot-Brittannië bleven zij nadat de Romeinen zich teruggetrokken hadden bestaan totdat de Angelsaksen vanaf het vasteland van Europa hen overwonnen. Hun held was King Arthur wiens leven is omgeven door veel sagen (waarover een andere keer meer). In de eeuwen die volgden werden de Kelten en de Saksen tot het christendom bekeerd. Verschillende van hun gebruiken en culturele uitingen zijn geïntegreerd in het christendom, wat we bijvoorbeeld zien in het Book of Kells uit 800.

Joke op de Milseburg
Joke op de Milseburg

Dit alles wist Joke, toen we samen op weg gingen naar hun heiligdom. Ik kreeg informatie over het Keltische leven op borden langs de route. Je moet, vanaf de auto, 200 m. omhoog klimmen om op de Milseburg te komen. Althans, wij namen eerst de moeilijke klauterroute. Tenslotte wilden we nog wel iets voelen van de Keltische pelgrimstocht onder aanvoering van de Druïden.

Ik liep nog even van het pad af, de morene op, en stelde me voor dat de pelgrims hier langs waren gegaan. Hoe moeilijker het levenspad, hoe meer eer aan de goden. Zoals nog steeds mensen menen zich voor de God van Israël te moeten afmatten en uitputten. Toch is wat we zagen in Rome, hoe vromen geknield de scala santa in Rome op en afkropen, je reinste kinderspel vergeleken bij de martelgang die ik op de morene voor ogen had. Totdat we boven uitkwamen bij een heuse berghut – onder het kruis met de lijdende Christus en terzijde Maria en Johannes. Daar zagen we dat de Milseburg naar het noorden toe een glooiende afdaling aanbiedt – die we op de terugweg relax volgden.

Het lijkt mij waarschijnlijk dat reeds de Kelten deze weg hebben aangelegd. Klommen wij met de Kelten op naar hun goden? Of verdwaalden wij in Romeinse en christelijke dromen van al of niet zelfgezocht martelaarschap? En waren de Kelten ons vijfentwintig eeuwen geleden al te slim af?