Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

Naar Engeland 4. Golven uit de diepte en de Hof van Eden

A Pilgrimage to Meet Virginia Woolf

De korte reis naar Engeland met mijn dochter Annemie was, zoals gezegd, de vervulling van een oude wens om dichter in de buurt van de leefomgeving en de persoon van Virginia Woolf te komen. Een pelgrimage naar Rodmell! Niet naar Londen, al leefde ze bijna haar hele leven in de metropool en spelen haar meeste boeken in de Engelse hoofdstad. Maar tijdens de Duitse bombardementen op Londen rond 1940 is ook hun woning vernietigd. Vandaar dat in Rodmell, nabij de zuidkust, de meest tastbare herinneringen zichtbaar zijn gebleven.

Dit is het laatste deel van de trilogie over Rodmell. Ik ga hier in op haar boek The Waves uit 1931. Misschien schrijft Woolf nu over de zee nabij de Ouse-vallei in Sussex. De zee heeft haar altijd gefascineerd. Zij schrijft vaak over de zee van haar jeugd, het strand in Cornwall, met rotswanden en zandstranden. In St Ives huurden haar ouders ‘s zomers Talland House. Vanuit het huis zag je de baai en ver weg Godevey Island met de vuurtoren, het decor van To the Lighthouse, een van haar andere meesterwerken. Al situeert ze het verhaal in Noord-Engeland.

Cornwall Talland House

Links: Cornwall. Rechts: Talland House; uitzicht op de baai.

plattegrond plattegrond

Godevey Island met vuurtoren, te zien vanaf St Ives.

Op de fiets naar Rodmell

Ik zal eerst een paar punten herhalen uit Naar Engeland 2, voor zover ze van belang zijn voor het verstaan van The Waves. Met soms een toevoeging. Eerst maakten we onze fietstocht langs de zuidkust, van Brighton naar onze kamers in het verbouwde boerderijtje te Piddinghoe aan de Ouse. Halverwege, in Rottingdean, gaan we pauzeren en dalen even af naar het water. Het strand bestaat uit kleine keitjes. Dat is wel even anders dan de zandstrandjes in Cornwall. Er staan behoorlijke golven, maar is hier wel een echte branding?

Op het moment dat Annemie en ik bovenlangs de zee fietsen, “was de zon (alweer) lager gezakt in de lucht… de eilandjes van wolken waren groter in dichtheid geworden…” Ik citeer het begin van de zesde van de negen tussenspelen uit The Waves. Elk hoofdstuk heeft zo’n tussenspel; samen vormen ze het verloop van een dag. De lucht, de zee, de golven en het strand worden beschreven vanaf een hoog punt, een paradijselijke tuin, Elvedon, vol bomen, bloemen en vogels. Aan deze tuin grenst de kostschool waar het verhaal van zes kinderen, die Woolf meer dan hun halve leven volgt, een aanvang neemt. Het eerste hoofdstuk begint met “De zon was nog niet op. Zee en lucht waren niet te onderscheiden…”; het laatste met “Nu is de zon ondergegaan. Lucht en zee zijn niet te onderscheiden.”1

Wij verlaten in Peacehaven de grote kustweg en rijden binnendoor naar ons verblijf in Piddinghoe. We moeten dan wel omhoog over een heuveltop van 62 meter, maar worden beloond met een fraai uitzicht over het dal van de Ouse en de heuvels aan de overzijde.

heuvel peacehaven
heuvel peacehaven

Op deze heuvel heeft Virginia Woolf vaak gestaan, uitkijkend over het dal en, als ze zich omdraaide, zag ze aan de andere kant, aan de horizon, de zee. Peacehaven (hierboven) was nog een gehucht. Newhaven, aan de linkerkant van de heuvel (hieronder), was al voor de oorlog groter. Het was een door de Duitsers vaak belaagde oorlogshaven. Woolf noemt geregeld wandelingen naar Piddinghoe Hill.

Kaartje Kaartje

De eerste volle dag in het dal van de Ouse fietsten we meteen naar Monks House, het hoofddoel van de reis. We bewonderden het huis en zagen in de tuin een kort gedeelte uit Between the Acts. Toen in november 1939 de oorlog met Duitsland begon, in de periode dat Woolf dat boek schreef, waren ze vaak in Rodmell. Hun aanwezigheid in de maanden augustus en september sprak vanzelf. Want dan ontvluchtten Leonard en zij de benauwende hitte van hun appartement in London-Bloomsbury. Maar sinds de slag om Engeland begon en allicht sinds hun woning in Londen in 1940 was weggebombardeerd door de Duitsers, woonden ze er permanent. Begin 1941 werd Virginia weer overvallen door haar beangstigende kwaal. Op een gegeven moment ontsnapte ze aan de aandacht van Leonard en liep het water in.2 Leonard bleef alleen achter en woonde in Rodmell tot zijn dood in 1969.

Een ontmoeting met Virginia Woolf

Na de voorstelling uit Between the Acts loop ik terug naar het huis en had daar een bijzondere ervaring. Tot mijn verbazing – verbijstering? – merkte ik dat Virginia thuis was, al geloof ik niet dat mijn dochter haar opgemerkt heeft.

Virginia is thuis en ze groet mij. Ze ziet er jong uit, even schoon als op de foto’s die vaak gebruikt worden om haar boeken te promoten. We spreken over haar werk en ze vraagt mij of ik even mee wil gaan naar haar lodge, waar zij altijd ongestoord zit te schrijven. Ik had gezegd dat ik juist heel geboeid The Waves had gelezen en ze vraagt: “Vertel es, wat boeide je?”

Zij vraagt. Dat doet ze altijd, terwijl ik juist naar haar zou willen luisteren.

Ik probeer een antwoord. “Wat mij boeide? Zoals steeds bij jou, hoe je probeert tot het wezen van een persoon door te dringen. ‘Tunneling caves’, dat zit hier direct in de opzet van het boek. De alleenspraken van zes mensen van kind tot ver in de volwassenheid. Wat ze diep in hun binnenste voelen. Gevoelens die ze niet kunnen uiten als ze aan de oppervlakte komen en die ze voor zichzelf houden. Als de golven, die in de diepte van de oceaan ontstaan, waarvan de waterresten schuimend op het strand vallen. Wat zei je tegen die vriendin, die componist, hoe heette ze ook weer…”

“Ethel Smyth zul je bedoelen…”
“Precies, je zei tegen haar…”
“My difficulty is that I am writing to a rhythm and not to a plot”, vult Virginia zelf in.
“Ja, je schrijft geen verhaal maar een soort gedicht in je eigen stijl, althans deze keer. Het bleef, geloof ik, bij dit experiment, deze notities van zes stemmen, die meerstemmig, om de beurt, hun zegje doen, maar wel dialectisch. Je noemde het geheel een playpoem”.
Ze kijkt mij verbaasd aan, dat ik dit in haar eigen woorden kan formuleren en ik durf door te gaan.
“Elke nieuwe episode in het leven van de zes begin je als een stukje van de ene levens-dag, met steeds een prachtige beschrijving, van de opgang van de zon tot haar ondergang… (zij de Naam van de Heer geloofd, denk ik erbij, maar dat is iets van mij en niet van haar). In een tuin die uitziet op de zee. Elvedon.”
“Om een achtergrond te hebben, zegt Virginia, de zee, ongevoelige natuur – ik weet het niet”.
“Steeds hetzelfde decor, maar wel bruisend, veranderlijk, als het menselijk leven”, zeg ik, “om de steeds weer verdwijnende uren van de verschillende levens toch te bundelen.3 Zal ik doorgaan?”

Je knikt,“Je hoort wel als ik er ook iets over wil zeggen.”
“Het begint bij de kinderen in Elvedon, een hof van Eden, die mystiek beschreven tuin nabij de zee…”
“Mystiek!4 Vind je dat? Nou ja, ik gebruik dat woord ook wel eens, al ben ik, net als Bernard, beslist geen mystica. Heb jij daar wat mee? Je zei toch, ik ben een godsdienstig mens, net als Tom Eliot?”
“Ja, daar huiver jij van, las ik. Terwijl je toch ook, eh, zeg diep verborgen in jouw waves, dingen hebt ervaren, gevoelens, die overeenkomen met mijn religieuze.”
“Daar gaan we het straks nog over hebben, niet. Nu eerst de kinderen in Elvedon, die paradijselijke mystiek beschreven tuin, zoals jij het noemt.”
“Ja, die tuin binnen het bereik van het continue geluid van de golven. De kinderen hebben vele heldere kleuren en geluiden om zich heen, een paar volwassenen – het is een kostschool –, ze beleven komische scènes, geregeld momenten van onderling geweld…”
“Ja, dat schreef ik. Je weet dat ikzelf geen kinderen heb, maar mijn zus Nessa wel en die zag ik vaak. We woonden altijd bij elkaar in de buurt, in Bloomsbury en hier in Sussex. Julian en Quentin Bell, kwajongens, ze ruzieden veel. Angelica, het kind van Nessa en Duncan, met Kerst 1918 geboren, was nog geen 13 toen ik dit boek af had. De jongens waren toen al volwassen. Ik houd veel van ze, maar Julian is al dood… Ga door.”

“Op de middelbare school en de vervolgopleidingen vormen zich hun individuele trekken. Het is een kernthema in dit boek, jouw beschrijving van de ontwikkeling van hun uiteenlopende persoonlijke identiteit. Ze openbaren hun angsten, verlangens en ambities. Ik noem de zes even apart.
Bernard is geniaal, romantisch en heeft verbeeldingskracht;
Neville had een ‘incisive mind’, een scherpe, doordringende geest;
Louis zegt steeds, ‘mijn vader is een bankier in Brisbane’ en blijft hangen in schaamte over zijn Australische afkomst, zijn accent. Want hij is ambitieus en zoekt status;
Susan wijdt zich aan het aardse, natuurlijke. Kneedt graag deeg. Trouwt, wordt boerin, maar later wil ze af van haar rol als moeder, de identificatie van vrouw- en moeder-zijn;
Jinny lijkt op een oplaaiende vlam van vitaliteit en een vrij seksueel leven: I dance!;
Rhoda is teruggetrokken, durft zich niet uit te spreken. Ze heeft een gespleten persoonlijkheid; steeds maar weer diffuus wordend, als een nymf of een schaduw. Zo je wilt mystiek, maar dat is dan een negatief begrip. Ik zeg liever dat ze graag op zichzelf is, zonder waardering voor zichzelf. Terwijl ze wel een markante plaats heeft binnen de zes.
Hoe uiteenlopend ze ook zijn, ze ervaren toch dat ze iets gemeenschappelijks hebben, dat hen bindt. Jij hebt wel iets van alle zes, niet? In Orlando…”

“Okay, hun identiteit, maar vertel eerst eens of er nog meer was in The Waves dat je boeide.”
“Goed, dat alles boeide mij niet het minst vanwege jouw onderliggende thema, leven en dood.”
Virginia kijkt mij aan met haar donkere, heldere ogen.

Woolf

“Dat mag ik toch wel zeggen, dood doordringt jouw denken, je hele leven. Je moeder sterft als je nog een onzekere puber van dertien jaar bent…”
“Ja”, valt zij er nu zelf weer in, “toen begon mijn gekte, die telkens terug bleef komen. Een enkele keer jaren, vaak maanden. Dood is de vijand, die altijd op de loer ligt. Dood neemt mee wie het op moet geven om te leven. Hoe vaak krabbelde ik, vooral doordat Leonard mij steunde, toch weer overeind…”
“Precies, de dood bleef altijd een centraal thema, in dit boek zeker. Dood door een ongeval, zoals hier de dood van de ‘heroe’ van het zestal, Percival. Dood door ziekte, zoals van je broer Thoby, twee jaar ouder dan jij, je was toen vierentwintig.5
Dood zoals hier één van de zes, Rhoda, omdat ze het leven niet aankan”…
“En ikzelf, later. Maar ga verder. We hadden het over twee dingen die jou boeien, het thema van de verschillende identiteiten die toch samenhangen en het thema leven en dood.”
“Die twee thema’s hebben weer een overkoepelend thema want ze boeiden mij pas omdat jij ze zo dichterlijk en dynamisch had ingebed in… The Waves, de golven!” De titel zegt het al, de golven van de oceaan slaan op het strand, maar ze zijn ontstaan in de diepte. Zo zit ook, zeg je, verborgen onder de oppervlakte, het diepe ritme van het leven. De diepgang onder het leven, verborgen achter de alledaagse ‘gesprekken’ die de zes in hun innerlijk zeggen.”
“Precies”, voegt Virginia er snel aan toe, “de verbondenheid van die zes, daar gaat het mij om. Die diepe, verborgen verbondenheid zou je mijn immanent-spirituele levensbeschouwing kunnen noemen. Sorry, jij zou vertellen!”
Ik was even beduusd. Ze ziet het. Ze knikt, ga door.

zee

Ik hakkel even, wil veel liever dat zij haar levensfilosofie uit de doeken zou gaan doen.
Ze knikt opnieuw: ga door.
“De golven, dat beeld gebruik je voor veel meer dingen; de golven van de zee, van het gras op de velden, van het wisselende bestaan, van de gesticulerende mens. Maar goed. Als de groep, dan jongvolwassenen, later weer samenkomt staat eerst Percival centraal. Hun stemmen klinken apart en toch ook in harmonie met elkaar; ze voelen zich onderling verbonden, zoals je zei, maar Rhoda het minst. Percival hoorde bij hun groep, maar werd als superieur beschouwd. We horen hem niet zelf spreken. Hij staat op zichzelf. Hij is het symbool van een traditioneel standvastig karakter, zoals jij dat hier op een ironische manier bekritiseert. Hij is echter voor de zes het grote licht, de held die ze bewonderen. Eerst was de titel die je voor het boek bedacht had The Moths. De motjes die rond het licht van de lamp, Percival, vliegen. Later ontwikkelen de meesten echter een eigen identiteit.

Als ze in de twintig zijn gaat Percival naar de Engelse kolonie India en houden ze een afscheidsdiner. Wat moeten ze beginnen zonder hem. Want, zegt Neville, ‘wij zijn maar schaduwen, lege schimmen die in de mist rondtasten zonder eigen achtergrond’. Jouw ironie houdt nog niet op; als ze tegen de middelbare leeftijd zijn horen ze dat hij van een paard, dat in een molshoop stapte, is gevallen6 en stierf. ‘He fell’, zoals ook the waves vallen, zich terugtrekken en weer opnieuw vallen als de plof van een groot stampend beest; waarbij je kunt denken aan Percivals paard. En aan de gelijkenis van die altijd weer vallende golven met de vaste orde die Percival vertegenwoordigt. Maar jij voorziet ook de val van het Britse imperium, waar Percival in India een teken van was: ‘He fell’.

Ze gedenken hem samen, want hij is dan nog steeds het grote voorbeeld. Hun autoriteit die hen de zekerheid geeft van een vaste heersende orde en haar waarden, bijvoorbeeld van de standaards van de westerse, vooral de Engelse wereld.7 Niet in het minst voor Rhoda, die in de erfenis van Percival de eenheid van de zes vindt, haar enige houvast. Nu hij gestorven is, voelt ze zich verloren in een vijandige wereld.8 ‘Ik voel me ziek van alleen-zijn (privacy); als ik een modderplas voor me zie, durf ik er niet doorheen gaan. En toch rijd ik door wateren en zal zinken met niemand die mij kan redden.’

Jij schetst wel vaker beelden van wanhopige mensen als hier Rhoda, mensen die zichzelf willen verdrinken9 en eens zal je er zelf toe komen. Eerder had je geschreven dat je moet oppassen voor een nieuwe breakdown, die totale eenzaamheid waarin je dan terecht komt…”

“Ja, het gebeurde mij vaker dat mij iets overkwam dat niet van mijzelf is, dat eerder universeel is. Dat ervaar ik steeds als zeer beangstigend, het ontstelt mij midden in mijn tijden van mistroostigheid, depressie, vervelendheid, mijn gevoelens van minderwaardigheid en faalangst, wat het ook is. Zo zag ik, vaker, ver weg in zee een vin van een grote vis voorbij komen, weer ondergaan. Ik weet niet hoe ik dat duidelijk kan maken. Ik had dat ook voor ik dit boek schreef niet eerder meegemaakt.10

“Het maakte je toen extra bang in die periode van depressiviteit: Je zag die vin, ver weg in zee. Je geeft dit half mystieke diepgaande beeld mee met Bernard, als hij in Rome is.

Rhoda teken je als een wankelmoedige vrouw, die net als jij, Virginia, toen je kind was, niet over een modderplas heen durfde stappen. Rhoda, die het leven niet aan kan en in Spanje zelfmoord zal plegen: ‘I left Louis; I feared embraces’. Ze bidt, ‘Consume me, dat ik aan de rand van de aarde mag komen!’ Ze beklimt op een muilezel een berg in Spanje; boven staat een eenzame boom bij een poel; voorbij de top is de afgrond vanwaar ze uitzicht heeft op de zee en op Afrika. De vrouw die de ezel leidde neemt afscheid en gaat terug. Maar wie gaat nu met mij mee? De bloemen die ze in de hand had, gooit ze naar beneden. Voor wie heeft zij ze geplukt? En, zoals eerder, klinkt haar klacht, ‘Oh! to whom?’ Toen ze de school verlieten had ze dat ook al gevraagd. ‘Wie wil mijn afscheidsbloemen?’Maar niemand had naar haar omgekeken. Want zij keek zelf nooit iemand aan. Ze is schuw. Ooit, bij de dodelijke val van Percival, heeft ze viooltjes aan hem gewijd. En nu staart ze naar beneden. De bloemen verdwijnen in de golven. ‘Als ik zelf val, zullen de golven mij net zo bedekken’. De boom op de top heeft recht overeind staande takken (maar) dat zijn de scherpe lijnen van een dak in rood en geel, gezichten. Ze stapt er behoedzaam heen en duwt tegen de harde deur van een Spaanse herberg.11

Het verhaal van de zes is verder gegaan. Telkens wanneer ze weer bij elkaar komen denken ze terug aan Elvedon, de hof van Eden, waar alles begon, kinderen op de kostschool. Maar die hof moesten ze verlaten. Tenslotte komt hun laatste ontmoeting. Rhoda gaat nu, zo schuw als ze is, toch voorop lopen. Maar, zegt ze voor zichzelf, dat is mijn buitenkant; van binnen heb ik niets geleerd: ik ben bang, ik haat, ik heb lief, ik verlang en trek me terug, maar nooit ben ik gelukkig wanneer ik me aansluit bij jullie. Als ik jullie nader, zie ik wat jullie allemaal hebben dat ik mis: het gevoel erbij te horen, een gezin te hebben, of liefde, of autoriteit. Niets daarvan heb ik. Ik heb geen gezicht.

Rhoda heeft haar schepen achter zich verbrand. Als ze allemaal stil zijn bij elkaar, in afwachting van de maaltijd, zegt Jinny dat ze zou wensen dat alles altijd zo zou blijven en Rhoda: en dat we niet meer zouden leven. Louis vraagt Rhoda om wat achter te blijven met hem, wanneer ze na de maaltijd voor het laatst nog even de tuin ingaan. Louis wil haar graag voor zich behouden. Bij de urn op het terras gaan hij en Rhoda, die heel even een gevoel van verlichting had, niet verder. Bij het zingen van de vogels, zegt Louis: ‘Ik kan deze nacht nergens de dood bemerken.’ ‘Wanneer we samen omhoog konden klimmen’, zegt Rhoda, ‘als we konden gaan zonder door iets gestoord te worden, maar jij laat je door wat voor zwak geluid ook maar onrustig maken en ik wil rust zonder compromis; ik vertrouw alleen op de eenzaamheid en het geweld van de dood, en dus zijn ook wij verdeeld.’ ‘Voor altijd verdeeld, zegt Louis. Wij hebben de omhelzing opgeofferd ….’

In de slotfase van je boek, na deze laatste reünie van de zes, maakt Bernard de balans op, benoemt ‘de karakters van onze vrienden’. Nu wordt duidelijk, dat Bernard zijn eigenheid had ontleend aan alle zes.

Trouwens, Virginia, had jij zelf ook niet zoiets voor ogen met mensen uit je eigen omgeving? Lijkt bijvoorbeeld Susan geen portret van je zus Vanessa en heeft Percival geen trekken van je jong gestorven broer Thoby?12 Maar je ziet de zes vooral als verschillende aspecten van jouw eigen identiteit, dat laat je Bernard concluderen. En ik denk dat de nadruk ligt op de karakters van de twee uitersten, Bernard en Rhoda;13 van die twee heb jij het meeste, nietwaar.”

“Klopt”, zeg je. “Identiteit is geen zaak die vastligt, het is vloeiend, ‘in flux’. De zes karakters bedoelde ik als één persoon, een persoon die bovendien steeds, het leven lang, weer verandert. Zoals Bernard het zei: ‘Ik heb het nodig het licht in de ogen van anderen te zien en daarom ben ik niet helemaal zeker wie ik zelf precies ben.’14 Ik ben niet één, maar vele personen; ik weet niet wie van ons zessen ik ben of hoe ik mijn leven van dat van de anderen kan onderscheiden. Aan het slot van mijn boek laat ik Bernard zeggen, dat het leven geen vastgestelde loop heeft ‘maar ons als een half-doorzichtige ontwikkeling omringt vanaf het begin van ons bewustzijn tot aan het einde’. Tijd is even expansief, uitzetbaar, en vloeiend (‘in flux’) als de waves, de golven, en de identiteit ontwikkelt zich in relatie tot herinneringen van een persoon aan fundamentele connecties, relaties, die het hele leven door wisselen. Elvedon ligt aan het einde.“

Je kijkt mij aan alsof je een belangrijke rede hebt afgesloten, en ik heb even de neiging te gaan applaudiseren. Ik ben het er immers mee eens, al gaat voor mij Elvedon wel over het einde heen.

De levensreis van de zes als een pelgrimage

“Geweldig, zeg. Met deze ideeën over een flexibele identiteit was jij je tijd, zo’n kleine negentig jaar geleden, ver vooruit! Ik hoorde recent een lezing over pelgrimeren anno 2019, waarin een band werd gelegd met verandering van de persoonlijke identiteit.15 Ik moest meteen aan jouw zestal denken en hun ontwikkeling in een vreemde omgeving, al beginnend op de kostschool. Ze hebben iets van pelgrims, mensen die huis en haard hebben verlaten.

Pelgrims zijn mensen die op weg gaan en niet weten hoe hun tocht af zal lopen, ze zijn gegaan met een vaag doel, dat ze delen met elkaar. Onderweg blijkt, dat ze niet meer echt zonder elkaar kunnen. Ze moeten tijdens de tocht telkens hun verwachtingen over hun leven bijstellen, ze merken dat de vrijheid die ze veroverd hebben om van huis te gaan, hen ook verwart en telkens weer bij de vraag brengt: Wie ben ik? Zou je die beschrijving niet kunnen vergelijken met de gezamenlijke ontwikkeling van de groep rond Bernard?”

Je knikt begrijpend. “Ja, zeg er eens wat meer over. Pelgrimeren is wel een erg religieuze zaak, lijkt me.”

“Vaak wel, dat is waar. Pelgrimeren schept een band, op een ritueel, diep, fysiek niveau, nog voor er een woord gezegd wordt. Hindoes, moslims, boeddhisten, joden en christenen– maar volgens mij evengoed niet-gelovigen, kunnen gezamenlijk oplopen, voordat ze aan tafel gaan zitten om over hun verschillen te praten. Als het goed is met respect voor elkaars identiteit, voor zover deze vredelievend is. In 2019 is dat in West-Europa vrij gewoon.

Pelgrims gaan meestal, bewust of onbewust, uit van de overtuiging dat er machten zijn, oneindig groter en sterker dan zijzelf, die hun leven beïnvloeden. Dat geldt evengoed voor pelgrims die agnost of atheïst zijn. Alleen zullen religieuze pelgrims die machten ook kunnen ervaren als meer dan aards. Zij zullen vaak menen dat pelgrimeren voortkomt uit een verlangen naar raken aan het heilige. Beroemd is de beklimming van Adam’s Peak op Shri Lanka. Maar zoals veel niet al te moeilijke tochten is dat in onze tijd nu ook een toeristische attractie, niet alleen voor gelovigen.

zonsopkomst adams peak

Al is Adam’s Peak in de eerste plaats nog steeds een heilige berg voor Boeddhisten, Moslims, Christenen en Hindoes en één van de drukst bezochte pelgrimsplaatsen in Sri Lanka. Daar hebben gelovigen na een nachtelijke klim bij het opkomen van de zon vaak diepe religieuze ervaringen. Maar er gaan tegenwoordig evengoed mensen heen die een bijzondere zonsopgang mee willen maken en een esthetische natuurervaring verwachten. Een collega van mij ging er met studenten heen rond 1980. Sommigen hadden een religieuze ervaring, anderen een ervaring van schoonheid.16

Ik denk dat bepaalde religieuze en esthetische ervaringen dicht bij elkaar kunnen liggen, en soms ook ethische. Het hangt er vaak van af hoe je bent opgegroeid. Ik zie dat je wat zuinig kijkt, maar je kunt deze tochten zoals ik zei dus ook zien als min of meer toeristische attracties met kans op een esthetische ervaring. Tegenwoordig zijn er in de westerse wereld veel mensen die niet geloven of niet geloven in een leven na de dood. Toch maken ze wel pelgrimstochten. Neem, heel concreet, de beroemde tochten naar Graceland, waar elk jaar zo’n 750.000 mensen17 het landgoed en het graf van Elvis Presley komen bezoeken.18 Dat was een zanger van countrymuziek en een nieuwe stijl, rock and rol; hij leefde van 1935-1977. Hun devotie voor deze zanger, met name in de nachtwake van 15 op 16 augustus, zijn sterfdag, doet niet onder voor die van vrome anglicanen en katholieken.

drieluik drieluik drieluik

Mensen, godsdienstig of niet, kunnen op reis gaan naar plekken waar machten die hen te boven gaan tastbaar dichtbij lijken te zijn en de wereld soms transparant is voor het hogere. Ze zijn op zoek naar een ervaring die een verschil maakt in hun leven, die hun leven heilzaam zou kunnen veranderen.

Een pelgrimage kan een dag duren, maar ook veel langer, soms wel jaren en kan een mens blijvend veranderen. Daarom durf ik jouw playpoem, The Waves, ermee te vergelijken. De contacten van ‘de zes’ zijn in bepaalde opzichten toch ook heel ongewoon; ze duren hun halve leven lang. Ik zou graag willen proberen jouw verhaal van de groep rond Bernard, ‘de zes’, vast te knopen aan wat ik hoorde in die lezing.”

“Goed, Albert, vertel maar verder.”
“Pelgrimages hebben volgens kenners drie fasen.19 Eerst verlaat de pelgrim zijn vertrouwde omgeving om op weg te gaan naar een bijzondere bestemming. Dat is hier bij ‘de zes’ de kostschool, om het schoolse leerproces te beginnen. Vervolgens ontstaat er onderweg een nieuwe gemeenschap, een communitas. Ze ontstaat spontaan en is ongeorganiseerd, zonder de codes en verplichtingen van thuis. Dat is op de kostschool ook zo, de kinderen beginnen een nieuwe gemeenschap, zoeken en vinden een groep waar ze zich bij thuis voelen. Zelfs Rhoda, die geen contacten kan leggen, vindt kennelijk dat aansluiting bij de andere vijf nog de beste keus is. Net als bij pelgrims gebeurt er iets met ze, een transformatie. Als ze in de zomer thuiskomen, merken ze dat ze in bepaalde opzichten anders tegen hun vertrouwde omgeving aankijken. Meer dan alleen maar de gebruikelijke ontwikkeling van kind en jongere, wanneer ze thuis waren gebleven. De groep heeft hen iets gedaan; ze kunnen op den duur zelfs niet meer zonder de andere vijf.

Weet je, de pelgrimage, in elk geval het pelgrimsmotief, lijkt een grondtrek in ons menselijk bestaan. Op dit moment zijn in België en Nederland heel veel jonge mensen geregeld op tocht om te protesteren tegen de milieuvervuiling door bedrijven, het verkeer en het toerisme. Ook zij zijn als het ware als pelgrims onderweg, naar een schone natuur en een betere wereld. Want ook als mensen niet echt gaan pelgrimeren, kun je zeggen dat ze ergens deep down allemaal pelgrims kunnen zijn, mensen onderweg in hun leven.

Maar wíllen we ook allemaal worden wat we ten diepste zijn? Als we deze vraag toespitsen op jouw zes personen, Virginia, is dat niet zo zeker… Jij hebt het al beschreven in Mrs Dalloway…”

“Precies, je zult bedoelen dat psychiaters als Bradshaw wel aansturen op herstel van hun patiënten in hun vroegere staat, maar er geen oog voor hebben dat zeker w…zij veel baat zouden hebben bij een echte verandering, een verdiepend inzicht in zichzelf. Al is lang niet iedereen daartoe bereid…”20

W…zij, het is haar eigen slechte ervaring met de wereld van de psychiatrie. Pas na de oorlog kwamen er medicijnen en werd het werk van Freud c.s., gesprekssessies, algemeen.

“Wat je zegt geldt voor iedereen. Slechts weinig mensen zijn bereid of in staat tot een echte transformatie, van een persoon die zich eerst in zijn ‘identiteit’ heeft verschanst tot iemand die zichzelf op een nieuwe manier in een groter verband hervindt. Jij hebt dat uitvoerig beschreven op het moment dat Bernard een nieuw leven begint buiten de groep om. Hij is wel een ander mens geworden. Zijn innerlijke omkeer is volgens mij een voorbeeld voor de lezer van jouw boek, om de weg die hij ging te ervaren als een bruikbare metafoor. Om in het licht van Bernards weg je eigen leven en relaties onder de loep te nemen en zo nodig te transformeren.

Het pelgrimsmotief wordt gekenmerkt door een groeiend besef dat ons leven, als wij ‘open gaan’, een leven is in onzekerheid, met een open einde, een permanente reis van beproeving, hoop en volharding. Soms nemen moslims, nadat ze de Hadjj volbracht hebben, een nieuwe naam aan. Dat doet Bernard ook als hij een nieuw leven begint na de lange jaren van leven in een hechte relatie met de andere vijf: ‘De man die ik Bernard noemde is nu dood.’21

“Hé Albert, dat vind ik een mooie vergelijking, die Moslim en mijn Bernard, allebei met een nieuwe naam!”

“Ja, misschien mag je zeggen dat elke mens er goed aan zou doen op pelgrimage te gaan. Ik kan me voorstellen dat jouw groep van zes daar een mooi voorbeeld van is. Ze zijn bij elkaar gebleven door hun gedachtenis van Percival, maar ze leiden hun eigen leven, zien elkaar niet eens zo vaak, maar hebben elkaar toch steeds weer nodig. Ze blijven van elkaar leren het beste uit zichzelf te halen.

Dat heeft jou toch ook altijd aangesproken, dat de mensheid samen naar een betere toekomst zou streven. Naar een samenleving waar iedere mens tot zijn recht kan komen, hoe men zich die toekomst ook voorstelt. In ieder geval zal ze zich weinig aan krampachtig bewaakte grenzen van land, volk, ras, politieke overtuiging, levensbeschouwing, gender gelegen laten liggen. Ook als je, dat is begrijpelijk, je eigen persoonlijke en nationale identiteit willen bewaren.

Een heel mooi voorbeeld uit jouw tijd vind ik de levensweg van Dietrich Bonhoeffer, een vriend van Bishop George Bell van Chicester. Je zult het wel weten, dat was de opdrachtgever van de muurschilderingen door Vanessa en Duncan in het kerkje van Berwick.22 In de oorlog ontmoetten ze elkaar in Zweden, zogenaamd voor kerkelijke zaken, maar het ging over het geheime verzet in Duitsland. Bonhoeffer werd verraden, gevangen genomen en op persoonlijk bevel van Hitler opgehangen. Zijn laatste woorden waren een boodschap en een groet aan Bell.
Bonhoeffer was een beroemd theoloog, die in zijn eigen leven drie identiteitsfasen onderscheidde, al bleef hij trouw aan alle drie: theoloog, christen en tijdgenoot – voor alle mensen. In de gevangenis schreef hij, dat Christen-zijn in de toekomst alleen maar kon betekenen, “bidden en onder de mensen het goede doen”.23 Ik ben verknocht aan Bonhoeffers wereldse vorm van geloof, het tegenbeeld van dat waar christenen – anders dan Jezus – vaak om bekend staan, hun machtsdenken en eigenwaan, waartegen jij je in je geschriften vaak verzet.”

Persoonlijke verandering, van Bernard en van ons

“De pelgrimsmetafoor motiveert niet alleen tot politiek engagement, maar maakt mensen ook persoonlijk bereid te veranderen omdat ze vertrouwen hebben in de toekomst. Nationale, culturele, religieuze, etnische, gender-identiteiten – ze liggen niet voor eeuwig vast, ze zijn veranderbaar ten goede.24 Zou dat ook niet voor de band tussen jou en mij kunnen gelden? Enerzijds hebben wij beiden een visioen dat verder reikt dan het alledaagse. Je heb geschreven dat het jou wel vaker gebeurde dat jou iets overkwam dat niet van jezelf was, dat eerder universeel was. Zoals het visioen van de zee, waarin je een vin van een grote vis voorbij zag komen en weer ondergaan. En het lijkt me dat jij toch ook, zeg eh, diep verborgen in jouw waves, gevoelens, dingen hebt ervaren, die een sterke overeenkomst vertonen met mijn religieuze.

Door mijn opvoeding zijn het bij mij religieuze gevoelens geworden, en dat is zo gebleven. Bij andere familieleden niet; waarom verloren zij hun geloof? Ik vermoed, dat het vaak te maken heeft met iemands karakter, ontwikkeling en levensomstandigheden. Mijn geloof is wel heel sterk veranderd. Wat jij in je boeken schrijft over geloof, bestaat zeker nog, maar het kan ook anders. Dat zag ik bij Dietrich Bonhoeffer. Bidden en zelf het goede doen. Zelf denk ik bij Godsgeloof niet aan een bovenwereldse persoon, die alles in de hand heeft. Ik ervaar God als een geestelijke kracht die in je werkt en je wil helpen om het kwaad in jezelf en in de wereld te doorzien en het schone, het goede en het rechtvaardige te bevorderen. Ik denk zelf dat religieuze, morele, esthetische en andere, vaak gevoelsmatige ervaringen, dicht bij elkaar kunnen liggen en elkaar geregeld overlappen. Hoe je die ervaringen interpreteert hangt af van de omgeving waarin je bent opgegroeid. Ik ben zelf geen voetballiefhebber, en weet weinig van showbusiness, maar ik zie dat sport en spel mensen helemaal mee kunnen slepen. Prima toch, zolang het ‘fair play’ is?

Nou, wat ik nu ga zeggen, je kent het, ik zeg het vooral voor mijzelf, want ik wil het goed tot mij laten doordringen… In die lange afsluitende monoloog geeft Bernard zijn visie op het nu voorbije leven van hemzelf in relatie tot de groep.25 Hij spreekt daar tegen een onbekende die hij ooit ontmoette op een schip dat naar Afrika voer. Tegen die buitenstaander kan hij vrijuit spreken: ‘I would say,‘ ”Take it. This is my life”. Dat is een citaat van Shelley – en niet van Jezus, zoals jouw vriend Eliot, die Anglicaan was geworden, denkt en zoals het eerlijk gezegd ook mij bij eerste lezing voorkomt.”

Je lacht. “Bernard vertelt het aan de vreemdeling als woorden bij plaatjes in een album. ‘Zie je dat meisje, Rhoda, die witte blaadjes liet drijven in een kom en een afkeer heeft van onze wreedheid tegenover de natuur?26 Ook als ze ouder is, blijft Rhoda apart staan, niemand kan haar begrijpen. Ze blijft, met haar dromerige ogen, schuw, kruipt weg, is beangst. Enkel alleen in een woestijn met één pilaar wil ze zijn.

‘Voor mij, Bernard, is het leven prettig, goed, bevredigend. Toen mijn idool Percival stierf kreeg ik er een eigen vrouw en kind voor in de plaats. Was dit het einde van ons verhaal? Een zucht? Een laatste rimpeling van de ‘wave’? Was Louis toch beter af, omdat hij bleef zoeken naar het volmaakte; of Rhoda, die ons wilde verlaten, om definitief te vertrekken naar de woestijn? En Louis zou laten zitten? Wat nu overbleef was ‘dullness and doom’. Maar eerst leefde ik nog gewoon door, wilde de groep nog niet opgeven. Ik ging ze nu allemaal zelf opzoeken. Onze vrienden, die elkaar zo zelden opzochten, maar nu alles voorbij leek te gaan, besefte ik dat zij voor mij toch anders zijn dan andere mensen. Ik ben alleen mens samen met hen, ik zou niet weten wie ik ben, als ik probeer mij van de andere vijf te onderscheiden.27

Ik vertelde de vreemdeling over onze laatste ontmoeting in Hampton Court. Weer buiten liepen we rond in de bekende omgeving. Maar Rhoda en Louis waren achtergebleven op het terras, waar een urn staat. Toen we terugkwamen begrepen we dat wij (al) verloren hadden wat zij nog even vasthielden.
Ik kwam er niet uit. Was dit uiteenvallen van de groep een soort dood? Ik voelde dat we nu weer werden opgenomen in het geheel van de mensheid, los van elkaar.
Wist mij het tegendeel van Rhoda, die het uitschreeuwde: ‘Oh leven, wat heb je mij aangedaan; oh menselijke wezens, hoe heb ik jullie gehaat! (…) Wat hebben jullie mij aangestaard; allemaal grijs of bruin, zonder zelfs maar een rood veertje op je hoed. Maar ik paste mij aan, deed als Susan, deed als Jinny. En ik verliet Louis, ik was bang voor omhelzingen.’
Rhoda, die altijd zo heimelijk was, altijd met angst in haar ogen, altijd op zoek naar een zuil in de woestijn; en ze sprong eraf, toen ze die echt gevonden had; ze doodde ze zichzelf. ‘Wacht, zei ik, en gaf haar in mijn verbeelding een arm. Steek niet zomaar over, meid, en door haar te overtuigen overtuigde ik mijn eigen ziel. Want dit is niet één leven, en ik weet ook niet altijd of ik een man of een vrouw ben, – Bernard of Neville, Louis, Susan, Jinny of Roda – zo vreemd is het contact van de een met de ander.
Ik loop St Paul’s binnen en zie de graven van beroemde voorouders. Ik kom onder de indruk van de vrede van de dood. Hoe krijg ik, net als hier in St Paul’s, mensen van alle culturen bij elkaar? Het leven is imperfect; ik was zo graag één geweest met de anderen maar intussen zei ik zelf vaak: ‘I will not consent.’

Ik sta leunend over een hek en kijk naar beneden in de velden. Er is niets meer. En nu, achteraf, voelt dat als complete verlating, nu is er niets. Geen vin breekt door de woestijn van deze onmetelijke zee. Het leven heeft mij verwoest. Wat deed ik niet allemaal voor onze groep. Meelevend, of niet, dan weer er bovenop, met de neus naar de geur. Ik ben mijzelf niet meer, gewichtloos, zonder enige visie.28

Ik duw het hek open, een oudere man, met grijs haar en loop het lege veld in. Ik vraag mij af: Hoe keert het licht terug in de wereld na een zonsverduistering? Wonderlijk, zwakjes, in dunne strepen, alsof de aarde voor het eerst in en uit ademt; steeds meer kleur; een witte schim ; het licht swingt onder mijn voeten.
Zo keert het landschap terug naar mij; ik zie weiden, gras door de wind rollend in golven. Zonder schaduw, dun als een geest, geen spoor achterlatend, loop ik alleen in een nieuwe wereld, nooit betreden, nieuwe bloemen om mij heen, niet in staat te spreken behalve de eerste losse woordjes van een kind. Er is niemand. De kindermeid die de blaadjes van het prentenboek heeft omgeslagen is gestopt en zegt: kijk. Dit is de waarheid…
Ik ga op de grond zitten op een hoog punt, boven de vloed van de zee en het geluid van de bossen, zie Elvedon, het huis, de tuin, en het breken van de golven.”

heuvel heuvel

Gras door de wind rollend in golven…     Oh, dat hoge punt!

“Oh, dat hoge punt! Ook hier, Albert. Kijk, daar achter de muur van onze tuinen. Als je van hier de Ouse oversteekt en dan omhoog loopt! Wat een uitzicht over het wijde land en ver weg de golven van de zee!” Ze knikt: ga door.

“Dat alles bedacht ik, Bernard, toen ik die volstrekt vreemde man op straat zag en vroeg of hij met mij wilde gaan eten. ‘Sit with me’. En nu we klaar zijn met de maaltijd vraag ik me af waar we zijn, waar ik vastigheid vind, werkelijkheid. Ik weet het niet meer; er is zoveel geweest en ik vraag mij af: Wie ben ik?
Ik sprak over ons alle zes, en vraag: ben ik ze allemaal? Of ben ik één persoon, onderscheiden. Percival is dood, Rhoda is dood, we zijn gescheiden, we zijn niet samen hier. En toch kan ik geen obstakel vinden dat ons scheidt. Ik voel de buil die ik kreeg toen Percival viel, ik voel de kus die Jinny als schoolkind gaf aan Louis, ik heb Susan’s tranen in mijn ogen en zie ver weg de zuil waar Rhoda vanaf sprong. Je merkt het, dit alles is diep in mijn leven doorgedrongen.
Maar nu werkt het niet meer zo. Ik verander, ik ben veranderd. De schok van de vallende golf die mijn hele leven in mij klonk, die mijn wakker maakte (…) deed mij niet langer huiveren. Nu ik hier het mysterie van de dingen onder ogen heb gezien, kan ik gaan zonder mijn plaats te verlaten, zonder mijn stoel aan te raken.’29 Ik zie de vreemdeling die mijn gast is, ik ga betalen, neem afscheid en wens hem goedenacht.

En dank de hemel voor de rust nu, de eenzaamheid. De druk van die ander is weg. Ik wil alleen zijn, terwijl de avond is gevallen, maan en wolken elkaar afwisselen. Mijn alfabetische notitieboek van ‘de groep’ is op de grond gevallen. Wat is de uitdrukking voor dit en dat; voor de maan (M); voor liefde (L), welke naam gebruiken we voor dood (D)? Ik weet het niet. En ik heb het gehad met zinnen. Stilte is zoveel beter. Maar nu schopt de kelner mij eruit en ik schreeuw hem toe, “Curse you then”(verdomd jij!).30

Je hebt het indrukwekkend beschreven, Virginia, die transformatie van Bernard. Hij had meestal het voortouw genomen als ze weer eens bij elkaar waren; hij slaagt er in zijn eigen leven te vernieuwen wanneer het clubje uit elkaar is gevallen; hij blijft niet uitgeblust hangen, als een nog levende dode: ‘Tegen jou zal ik mij in de strijd werpen, onoverwinnelijk en nooit opgevend, O Death!’

Je prachtige boek is uit. Lijkt de weg van de zes in bepaalde opzichten niet op een lange bedevaart door het leven? Je hebt duidelijk gemaakt, dat Bernard door alles wat er met de groep gebeurde een andere mens is geworden. Het is duidelijk wat je bedoelt, wanneer je Bernard in de mond legt, dat de zes karakters zes aspecten van de identiteit van één persoon kunnen zijn. ‘Ik heb gesproken over Bernard, Neville, Jinny, Susan, Rhoda en Louis. Ben ik hen allemaal? Ben ik één en afzonderlijk? Ik weet het niet, het zit allemaal in mijzelf.’ Hoe dan ook, door de groep bleef mijn leven steeds een zoektocht. Ook al zag ik ze weinig, ze hadden een grote invloed op mij. Ze hielden mij, om zo te zeggen, ‘bij de levensles’.“ Ik kijk haar aan en vervolg: “Samen vormden ze jouw identiteit, Virginia, en dat heb je ook elders van jezelf gezegd: er zitten veel identiteiten in mij. Die bepaalden samen de richting waarin jij wilde gaan, gaven je speelruimte en zelfkritiek.”31

Je knikt en zegt: “Wie weet waren er nog veel meer dan ikzelf ken. Wie weet was ik ooit een pelgrim geworden, in jouw tijd dan… Je zei toch, dat je daarvoor niet hoeft te geloven.”

“Dan waren we zeker geen gescheiden wegen gegaan, zoals dat vroeger het geval was. Al was jullie pastor in Rodmell toen ook een open figuur en, ik noemde ze al, Dietrich Bonhoeffer en de bisschop van Chicester, George Bell. Die gescheiden wegen in levensbeschouwing, politiek en nog veel meer zaken noemden we in Nederland de ‘verzuiling’. Elke groepering vormde een zuil met eigen geloof of filosofie over het juiste en goede leven. Dat gevoel, apart van elkaar te staan; wel samen te werken als je elkaar dringend nodig hebt, maar verder je eigen weg te gaan, lijkt me nu niet meer nodig. Een filosoof, Habermas noemde dat ooit “enthaltsam koexistieren”, en ik ging daarin mee, maar geleidelijk aan veranderden onze standpunten. Persoonlijk ben jij geen gelovig mens, en ik wel, maar ik meen nu dat humanisme en christendom twee bronnen zijn voor mensen die dezelfde pelgrimage lopen op weg naar het goede leven dat liefde, vrede en gerechtigheid omvat.”

Op dat moment komt mijn dochter aangelopen en jij zegt: “Laten we morgen verder praten, kan dat? We zien elkaar om acht uur bij de brug. We lopen bij Tarring Neville de heuvel op. Heb je een verrekijker? Dan zien we samen de grote zee, de golven… misschien een vin van een grote vis, die opspringt in het water… Tot morgen, bij de brug.”

“Die brug, waar…”.
“Ja, waar ik bleef hangen. Daar vonden ze mij, met mijn winterjas en een zware steen in de zak. Ik kon immers niet meer, ach, ik had het al wel vaker opgegeven, net als Rhoda. Zonder Leonard… Nou, tot morgen, Tarring Neville.”

De pelgimage gaat verder

Mijn pelgrimage gaat verder. Samen met mijn dochter, die ik wel, net als Woolf, humanistisch mag noemen. De volgende morgen rijden wij tweeën al vroeg op de fiets van Piddinghoe naar het station van Southease, direct na de brug over de Ouse. Eerst moeten we met de trein naar Lewes. Dan naar Charleston, naar Vanessa. En te voet naar Berwick!

Het is precies acht uur wanneer we bij de brug zijn. Ik zeg: ik kijk nog even rond. Met mijn kijker tuur ik richting Tarring Neville. En de andere kant op, richtig Rodmell. Maar in geen velden of wegen Virginia. Het is ook al weer bijna 78 jaar geleden.

Noten

1. The Waves is voor velen haar belangrijkste boek, al zijn Mrs Dalloway en To the Lighthouse literair minstens zo vernieuwend, en zijn de latere The Years en Between the Acts voor velen interessanter vanwege hun historische betekenis. The Waves gaat over menselijke gevoelens, te vergelijken met golven die zijn ontstaan op de bodem van de zee, maar aan de oppervlakte gekomen hun diepgang niet meer tonen.

2. Zie Naar Engeland 3.

3. Virginia Woolf, The Waves, The Hogarth Press, 1931; deze editie Wordsworth Classics 2000, inleiding D. Parsons, hier p. vii.

4. Zie voor mystiek Baers, Jelsma, Steggink, Encyclopedie van de mystiek, Kampen/Tielt 2003; Huub Welzen, ‘An Initiation into Mystical Life. The Gospel According to Mark’, in: Studies in Spirituality 1995; ib., ‘Spiritualiteit in het Lucasevangelie’, in: Acta Theologica, 2012:2/2013:1.

5. Zie noot 6 in Naar Engeland 2.

6. The Waves, 83f.

7. Vooral de Engelse. Bekend is de krantenkop in The Times uit februari 1947, toen ‘The English Channel’(!) was dichtgevroren: “Europe isolated from England”. Dat ‘vooral’ geldt nog, ook in het huidige politieke spel rond de “Brexit”.

8. Ib., 88.

9. Zoals Mrs Mamresa en Isa in Between the Acts. Anderen, zoals de tegenpool van Mrs Dalloway, Septimus Smith, en hier Rhoda springen en vallen te pletter.

10. Woolf, Diary III, 1925-1930, 113.

11. The Waves, 116.

12. Zie Parsons, o.c. p. ix.

13. Vergelijk Mrs Dalloway en haar tegenpool Septimus Smith.

14. The Waves, 64.

15. F. de Lange, Oecumene-lezing, Utrecht 2019. Zie ook noot 19.

16. A.J. van der Ven, "Topervaringen op een heilige berg", in: J.M. van der Lans, (red.), Spiritualiteit, Baarn 1984, 113vv. Hij ging met acht studenten naar Adam’s Pieck op Sri Lanka. De berg is 2243 meter hoog, maar je begint niet laag; via 5500 kleine treden leg je zo’n 7 km af in ruim 2 uur voordat je op de top staat. Omdat Adam’s Peak heilig is voor Boeddhisten, Moslims, Hindoes en voor sommige Christenen is het één van de drukst bezochte plaatsen in Sri Lanka. Mede door de zwaarte van een nachtelijke klim en het bidden onderweg omhoog kunnen zij bij het opkomen van de zon vaak diepe religieuze ervaringen hebben. Dat overkwam ook drie van de acht studenten. De anderen hadden eerder een esthetische ervaring. Van der Ven vertelde mij dat voor hem het zwaarste deel pas begon toen hij tijdens de afdaling met een bandrecorder de studenten, vers van de pers, interviewde!

17. Er komen jaarlijks drie keer zo veel pelgrims als in Santiago de Compostella.

18. Graceland is de naam van het landgoed in Memphis, Tennessee, in de wijk Whitehaven, met het in 1939 gebouwde herenhuis waar Elvis Presley van 1957 tot zijn dood in 1977 woonde. Hij kocht het voor ongeveer 100.000 dollar om er samen met zijn ouders te wonen. Later namen ook veel vrienden hun intrek in het huis.

19. R. Gothoni. ‘Pilgrimage = transformation journey.’ In The problem of ritual: based on papers read at the Symposium on Religious Rites held at Åbo, Finland, 13-16 August 1991. Gothoni wil de bekende theorie van Victor Turner bijstellen. Turner ziet de pelgrimstocht als een ellips: van huis, heenweg, doel, terugweg en weer thuis, zonder veel nadruk op een innerlijke verandering (transformatie) van de pelgrim, die volgens Gothoni juist de quintessens van de pelgrimage is. De transformatie staat in de invitatie uit 2014 van de Wereldraad van kerken ook voorop. Zie ook F. de Lange, Oecumene-lezing 2019 en idem, Heilige Onrust, Ten Have 2017.

20. Zie Naar Engeland 3, noot 10 over Bradshaw.

21. The Waves, 164.

22. Zie Naar Engeland 1.

23. Zie, inleidend, Treue zur Welt / Meditationen; zijn beroemdste boek, Widerstand und Ergebung, beiden Kaiser Verlag, München en ook vertaald in het Nederlands, schreef hij in de gevangenis.

24. Pelgrims weten dat het pijn en moeite kost om los te laten wie je was en op een nieuwe manier jezelf te worden. Pelgrimage is identiteitstransformatie. Daarom, wie zichzelf met de pelgrimsmetafoor identificeert, kijkt met argwaan naar groepen die hun identiteit als een bunker afsluiten. De heropleving van nationalisme en isolationalisme (Brexit, Trump, Orban, Erdogan, Poetin) staat haaks op de pelgrimsmentaliteit die per definitie oecumenisch, grensoverschrijdend is georiënteerd.

25. Ib., 135-167.

26. Ib., 9 en 136-152, de episode waarin Rhoda centraal staat.

27. Ib., 155f.

28. Ib., 161.

29. The shock of the falling wave which has sounded all my life, which woke me so that I saw the gold loop on the cupboard, no longer makes quiver what I hold”. So now, taking upon me the mystery of things, I could go like a spy without leaving this place, without stirring of my chair.

30. Ib., 166f.

31. Dat heeft Woolf in haar Orlando, een ode aan haar vriendin Vita Sackville-West, het meest rigoreus beschreven. Want hier is niet alleen sprake van een veelvormige identiteit, maar ook van een hoofdpersoon die eeuwenlang leeft, eerst als man maar later als vrouw. Haar identiteit heeft op de duur zesenzeventig vormen en de verwarrende vraag is steeds: “Who am I now?” Want ze ervaart zichzelf niet zomaar als de persoon met de identiteit die je op een gegeven moment graag wilt bezitten: “the Orlando she needs may not come; these selves of which we are built up, one on top of another, as plates are piled on a waiter’s hand, have attachments elsewhere, sympathies, little constitutions and rights of their own (…) so that one will only come if it is raining, another in a room with green curtains, another when Mrs Jones is not there (…) aso; for everybody can multiply from his own experience the different terms which his different selves have made with him”(Orlando, London 1990, p. 201. First published by The Hogarth Press 1928; zie ook Lee, o.c. 529ff).