Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

The Problem of God (I)

The Problem of God is de titel van een tentoonstelling in Düsseldorf, najaar 2015.1 Deze titel is ontleend aan een ‘toevallig’ werk van de Tjechisch-Engelse kunstenaar Pavel Büchler (1952) uit Manchester. Hij noemt zichzelf een atheïst, maar waarom dan toch dit werk en deze titel?

In de catalogus vertelt de curator, Isabelle Marz, het een en ander over hem. Ik kom daar op terug. Wanneer je op het internet werk zoekt van Büchler, lees je dat hij een conceptueel kunstenaar is2 die het in 1981 lukte naar Engeland te gaan. Sinds 1997 is hij hoogleraar op de kunstafdeling van de Manchester Metropolitan University. Daar doet hij o.a. onderzoek naar de aard van taal en citaten. Hij noemt zijn werk “making nothing happen”: iets dat niets is laten gebeuren. Dat is volgens hem de aard van kunst, haar vermogen om aandacht te vestigen op het voor de hand liggende, en dat te onthullen als iets dat uiteindelijk vreemd, onverklaarbaar is. Zo onderzoekt hij de dialoog tussen dat wat het zichtbare aan een ding is, en het onzichtbare dat er in schuil gaat. In de zomer van 2011 maakte hij dertig tekeningen van de verschuivende schaduw van door hem gevonden potloden. Het tekenen en bijslijpen door de kunstenaar maakt het potlood steeds korter. Maar de schaduw wordt van tekening naar tekening vastgehouden als een heel nauwkeurig weergegeven registratie van een aanwezigheid die anders verloren was gegaan. Het restje potlood ligt in een hoekje van de lijst.

Büchler, Shadow of its Disappearance
Pavel Büchler, Shadow of its Disappearance (2011)

Met dit werkstuk illustreert Büchler zijn eigen idee over wat kunst is: Het voor de hand liggende openbaar maken als iets dat het onverklaarbare toont. Opdat wat wezenlijk is, niet verloren gaat. Anderen, zoals de groep Der blaue Reiter rond Werefkin, Kandinsky en Klee waren ermee bezig, het onzichtbare, das Geistige, zichtbaar te maken, te onthullen.3 De tegenstelling lijkt mij duidelijk, maar tegelijk betrekkelijk. Want zowel Büchler als Werefkin c.s. zeggen, dat de kunstenaar in, aan de dingen en de mensen ontdekt waar het in ons leven uiteindelijk om gaat. Het verschil is dat Büchler begint bij een object dat hem op een idee brengt, terwijl Werefkin een idee heeft dat ze presenteert in een object, een schilderij. Zoals in vroeger tijden – bijvoorbeeld – Joodse ballingen in Babylon noteerden wat hen was overgeleverd door de joodse traditie die op naam staat van hun mythische voorvaderen Abraham en Mozes.

Hetzelfde deed een eeuw later Plato in Athene met de dialogen die Socrates zou hebben gevoerd. Zij schreven in zichtbare taal op, wat zij vermoedden over het onzichtbare. Opnieuw: Opdat wat wezenlijk is, niet verloren gaat. In principe is het beleven van religie en van kunst van dezelfde orde. Dat de ene mens is geboren en getogen en zich anders ontwikkeld heeft als de andere mens, spreekt vanzelf.4 Minder subtiel zien we Büchlers visie in Malaise (2000), waar hij ‘onooglijke rommeltjes’, papiertjes in diverse kleuren, tegen een blauwe achtergrond, tot een verrassend schilderij ordent. De laatste jaren maakt hij steeds meer installatiekunst, zoals de Annunciatie-klokken, getoond in diverse kloostergangen.5

Buechler, Malaise Buechler, Annunciation Buechler, Cannon
Malaise (2000) Annunciation (2010) Cannon – billiard ball, post card (2014)

Büchlers ‘toevalstreffer’ The Problem of God

Traditionele conceptuele kunst, echte ideeënkunst (zie noot 2), zijn Büchlers toevalstreffers, Cannon uit 2014, dat voor zichzelf spreekt, en The Problem of God uit 2007, dat niet ten onrechte de naamgever van de tentoonstelling in Düsseldorf.

“De macht die in beelden kan zitten zit blijkbaar in hun kunde, toegangen te openen tot iets dat dood of ergens anders is (…) tot iets waarvan men droomt. De macht van het beeld betekent: het doet zien, het opent de ogen, het toont”. Aldus citeert Isabelle Malz de kunsthistoricus Gottfried Boehm.6 Boehm zegt elders, dat kunst twee premissen kent. Ten eerste draait het altijd om de verhouding van oog en afbeelding, om de zintuigen en het kunstwerk. Ten tweede blijken in de kunst ervaringen en betekenissen gereed te liggen, die men zonder de kunst niet kan opdoen. Men kan een kunstwerk zien zonder dat men beseft wat men mist wanneer men er schouderophalend aan voorbij loopt. Ook wanneer men zou zeggen: ‘leuk gedaan’ of ‘net echt’, heeft men kennelijk de diepere betekenis niet verstaan.7 Bij het werk van Büchler is die houding niet onbegrijpelijk, ook niet wanneer men kunstliefhebber is. In een vraaggesprek met Malz zegt hij, dat hij naar alledaagse dingen kan kijken die er niet als kunst uitzien. “Maar ik ben nieuwsgierig en kan ze door mijn fantasie activeren, door ze echt waar te gaan nemen. Dan wordt ‘zoiets’ ineens wel een kunstwerk. Dat is wat mij interesseert: dat wat iets tot een kunstwerk maakt, niet wat het is.

Büchler, The Problem of God
Pavel Büchler, The Problem of God (2007)

Bij The Problem of God ging dat zo…”. We horen de ironie in Büchlers stem. “Het boek Visible and Invisible van de Waldensische theoloog Miegge (uit 1960) lag juist op mijn bureau, net als het vergrootglas, dat ik als presse papier gebruik. De titel van dat boek wilde ik nader bekijken, intensiever, en het was eigenlijk niet te vermijden dat beide objecten op de een of andere manier samen zouden komen. Ik schoof de lens ertussen en wel zo, dat alleen het woord Invisible te zien was. Daar liet ik het bij.” Zo moest het zijn; zonder er nauwelijks iets aan te doen, was het bij Büchler tot kunstwerk geworden.

Miegge was een theoloog in het spoor van Karl Barth. God kun je niet vanuit de menselijke manier, de metafysica, begrijpen, maar alleen vanuit Gods zelfopenbaring, door het – in Büchlers ogen: magische – geloof. Daarover zegt Büchler: “De titel stamt uit de eerste regels van het boek. De auteur deelt ons mee, dat men het Godsprobleem op twee heel verschillende manieren kan aanpakken. Dat doe ik ook: Het onzichtbare levert al bijna een definitie voor de metafysische aanpak van dat probleem; het effect dat door het breken van het licht ontstaat is een optische vergissing en geen magisch, geheimvol gebeuren, het is beschreven in de fysica. Hier stuiten metafysica en fysica op elkaar; dat mag een probleem heten, maar het is er natuurlijk niet de oplossing van.”

Malz vraagt de kunstenaar wie volgens hem het probleem heeft gegeven, God of de mensen die zich bezighouden met vragen over God. Büchler antwoordt, dat hij in het gewone leven eerder een atheïst is en erg sceptisch over religie. Maar als kunstenaar interesseert hem de beschrijving van religieuze beeldtaal, de iconografie. Hij ziet de grote tegenstelling tussen de regels die vroeger vastlegden hoe men afbeeldingen moest maken en de huidige visuele cultuur, waar men afbeeldingen kan maken naar eigen believen, zowel op religieus als op wereldlijk terrein. Alles kan alles betekenen. Alles is vrijblijvend.

Daar laat hij zijn antwoord bij, maar het is duidelijk dat Büchler hier met een groot probleem zit. Je kunt niet geloven in de onzichtbare God, en toch vanuit kunst, vanuit symbooltaal, vroeger en nu, onvoorziene antwoorden oproepen.

Noten

1. Catalogus The Problem of God, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, Düsseldorf 2015. Inleiding door Isabelle Marz, p. 15vv.; over Büchler pp. 19, 242vv.
2. Conceptuele kunst of ideeën-kunst, of informatie-kunst, de namen zeggen het al, begint met een concept of idee, dat op vele manieren kan worden uitgewerkt. De band met taal en taalgebruik is vaak groot. Het kunstwerk hoeft niet fysiek te zijn, kan blijven bij een zin, die men kan zien of horen. Want het gaat de kunstenaar er om, iets te beweren of te maken over de aard van kunst. Veertig jaar voordat de stroming ontstond had Marcel Duchamp reeds gezegd: “Ik ben meer geïnteresseerd in de ideeën dan in het eindproduct”. Hij stuurde een gewone urinoir, getiteld Fountain en gesigneerd met R. Mutt naar een grote tentoonstelling in New York. Het werd geweigerd. Later is de opvatting van wat conceptualisme is ruimer geworden, zoals in het werk van Büchler.
3. Zie Paul Klee, “Schöpferische Konfession” (1920), thans in: Kunst-Lehre, Leipzig 1995, 60; W. Kandinsky, Über das Geistige in der Kunst, München 1912. Zie voor Werefkin’s gedachten het hoofdstuk ‘Werefkin en Münter zien al in de verte’ in mijn boek Als levenden en doden elkaar ontmoeten Als levenden en doden elkaar ontmoeten. Mensen van goede wil vroeger en nu, Gorinchem 2015, 336vv.
4. Dat is de idee achter mijn boek Als levenden en doden elkaar ontmoeten. Vgl. ook Jean-Luc Nancy, Les Muses. Parijs: Galilée, 1994; Engels: The Muses (Meridian: Crossing Aesthetics, 1996).
5. Pavel Büchler, Malaise. Modern Paintings No. A37 (fragment of grey, blue, orange, red and white geometric abstract, Manchester, July 2000). Idem, Annunciation, 2010. Blik op de installatie in het groot-seminarie te Brugge, met verborgen luidsprekers, 6-kanaals soundtrack. Later ook in andere landen getoond.
6. Zie noot 1.
7. G. Boehm, “Was heißt Interpretation?”, in: Kunstgeschichte – aber wie?, Berlin 1989, 13ff ; ib., “Bildbeschreibung. Über die Grenzen von Bild und Sprache”, in: ib., H. Pfotenhauer (Hrsg.), Beschreibungskunst-Kunstbeschreibung, München 1995.