Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Essays)

Ingemetseld

Bij een werk van Hubertus Gojowczyk

In de Neue Galerie in Kassel zag ik in 2005 een opvallend werk. Wat van verre een gewone, wel erg ruw gemetselde muur leek te zijn, bleek van dichtbij een lading aan elkaar gemetselde boeken. Ik had meteen meerdere associaties.

Een mens kan zichzelf vastzetten in zijn persoonlijke meningen, of een wetenschappelijke theorie ontwikkelen die volgens hem niet gefalsifieerd kan worden. Zo is het en niet anders. De kerk heeft onwrikbare voor eeuwig vastgelegde dogma’s.

Ik kies voor een ander thema, de trotse boekenbezitter. Vooral bij academici en bij anderen die zich met hen willen meten is een enorm boekenbezit een symbool van standing. Ik bedacht dat een heer van stand, een figuur als de Hr. Kegge uit de Camera obscura van Hildebrand, zo met boeken om zou kunnen gaan. En fantaseerde lustig verder op dit thema.

Er was eens een rijke man

Een rijk man laat zich een luxueus huis bouwen. Een grote salon met uitzicht op de fraai aangelegde tuin waar, achter veel groen, nog het blauwe water van een bad te zien is. Natuurlijk een royale keuken en meerdere badkamers.

Het meest ter harte gaat hem zijn enorme bibliotheek. Hij heeft een grote bewondering voor wijze mensen en kunstenaars en heeft een hele rij experts gevraagd hem advies te geven over de werken die onontbeerlijk zijn in een boekerij van betekenis op het gebied van theologie, filosofie en kunstgeschiedenis.

Op zoek naar wat schoon en waar is

“Ik zoek naar boeken die mij zeggen wat schoon en waar is!”, zegt hij zijn experts. Het blijkt dat ze hem eigenlijk allemaal min of meer hetzelfde aanraden, zoiets als: “U kunt het beste beginnen met deze lijst van boeken die ik voor u meegenomen heb. Als u de lijst vanaf nummer 1 volgt, zult u vanzelf een steeds breder overzicht over de schone kunsten en de menselijke wijsheid krijgen.”

Die raad volgt hij zo goed mogelijk op. Eerst neemt hij de boeken door die hem door alle raadgevers eensgezind zijn aanbevolen. Hij bladert erin en zet strepen met brede viltstiften, horizontale rode strepen bij regels die vast en zeker “belangrijk!” zullen zijn en verticale gele strepen in de marge langs passages die hij vast en zeker “persoonlijk aansprekend!” zal vinden. Wanneer ik verder gevorderd ben, zal ik deze gedeelten eens echt gaan lezen, neemt hij zich voor. Daarom zet hij op een van de witte bladen voor in elk boek op welke pagina’s ‘geel’ en ‘rood’ terug te vinden zijn, bijvoorbeeld geel 119, 221, en rood 12, 87.

Met het eerste boek, dat over kunst gaat, is hij gauw klaar, en met het tweede nog vlugger, want hij had er al van gehoord: Het oude Testament. Hij slaat nog eens willekeurig een bladzij op en leest: ‘Bij hen is geen waarheid’. Hij zet er een gele streep voor en een rode onder de regel en legt het boek weg.

Meneer Da Vinci bij de rijke man

Om de beurt brengen de deskundigen hem een bezoek om de nieuwe bibliotheek in ogenschouw te nemen. Als eerste komt meneer Da Vinci. “Ik kom eens langs om uw boeken te zien.” Zijn naam zegt hij niet en de rijke man vraagt er niet naar. Hij denkt vast dat ik hem herken…

Meneer Da Vinci ziet een boek op het bureau van de rijke man liggen; het is het boek met de vier gele en rode tekens. “Waarom is u op rood 87 gestoten?” vraagt hij, vriendelijk glimlachend. De rijke verschiet van kleur, neemt het boek van hem over en leest op pagina 87 de met rood doordrenkte gecursiveerde regel. ‘Wie vluchtig waarneemt ervaart geen schoonheid.’ Wat nu, kon zijn raadgever zich niet voorstellen dat deze zin hem persoonlijk zeer had aangegrepen? Hij zegt: “Ja,….”

Meneer Da Vinci voelt zijn verlegenheid en wil hem helpen. “Wacht”, zegt hij, “ik zie dat er een passage aan vooraf gaat die de juiste waarneming van het schone beschrijft. Daar doelt u op, nietwaar?”

Het duizelt de rijke man. Wat weet die deskundige van het juiste waarnemen? Kan hij zo snel een bladzijde overzien? Hijzelf heeft enkel de gecursiveerde regel gelezen en helemaal niet gekeken naar de rest van de tekst. Snel zegt hij: “Zo is het, op die manier ga ik te werk.” Hij zet het werk vlug in een van de kasten zodat er geen nieuwe gevaren te duchten zijn en vraagt: “Uw aanbevelingen lijken mij heel belangrijk. Heeft u nog nieuwe ideeën?”

Die wijsheid ligt vast

Zodra meneer Da Vinci vertrekt weet de rijke man meteen wat hem te doen staat. Hij laat zich naar de stad rijden en koopt een zak metselspecie en een troffel. “Zet de zak maar in mijn bibliotheek”, zegt hij tegen de chauffeur. “Heeft meneer geen metselaar nodig?”, vraagt deze.

Maar de rijke man schudt enkel zijn hoofd. Hij haalt een emmer en een partij oude kranten, sluit de deur van de bibliotheek en maakt twee rijen leeg in een van zijn kasten. Hij spreidt de kranten voor de kast uit op het tapijt. Hij doet cement in de emmer en mengt ze met water. Alle boeken waarin hij met geel en rood gestreept heeft, smeert hij in met mortel en metselt ze vast in de kast. Als hij ermee klaar is zegt hij opgelucht bij zichzelf: “Die wijsheid ligt vast. Daarover kan niemand mij meer in verwarring brengen!”

Hubertus Gojowczyk,  Ingemetseld (3 x 4,5 meter; detail) Neue Galerie, Kassel
Hubertus Gojowczyk, Ingemetseld (3×4,5 m, detail) Neue Galerie, Kassel

Meneer Jezus bij de rijke man

De volgende deskundige die even langskomt om zijn bibliotheek te bewonderen, is meneer Jezus. Hij overziet de enorme boekenrijen en zijn oog valt al gauw op de beide planken met vastgemetselde werken. Vriendelijk glimlachend zegt hij: “Die daar heeft u verwerkt!”

“Precies”, zegt de rijke man.

Hij prijst zichzelf gelukkig dat hij tijdig deze oplossing heeft gevonden. “U ziet wel, ik ben nog niet uitgelezen.” Hij wil de aandacht van de deskundige liever afleiden, maar deze gaat nu juist op het metselwerk af. “Wat jammer, u heeft de boeken met de titels naar achteren geplaatst, die kun je nu niet meer zien…”

Goddank!, denkt de rijke man, zich niet bewust van de identiteit van zijn gast. Anders was er vast weer een rotvraag gekomen.

“Maar”, vervolgt zijn gast, “als ik die band en dat papier zie, denk ik dat daar Tenach zit.”

Tenach?, denkt de rijke man. “Nee hoor”, antwoordt hij, “dat is Het Oude Testament. Het is van oorsprong een joods boek. Heel interessant, maar ik heb het verwerkt. Zelf gebruik ik deze Bijbel, het Nieuwe Testament met de Psalmen. Eigenlijk heeft het oude verbond afgedaan. Bij hen is geen waarheid. De god van de joden was erg wraakzuchtig. Altijd oorlogen.” Dat heb ik er goed afgebracht, denkt de rijke man.

Meneer Jezus knippert met de ogen, de rijke man ziet het niet. Geen waarheid… De god van de joden… Tenach ingemetseld.

“U weet wel beter”, zegt Jezus.

“Precies”, zegt de rijke man opnieuw.

Hij wijst op de plank waar Tenach tussen staat. “Ach, ik moet bescheiden blijven. Ik heb nog veel te leren. Enfin, dit ligt vast. Wat niet schoon en wat niet waar is. Maar wat dan wel?”