Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Reizen)

Het andere Orléans

Opstandige Fransen

In 2006 zagen we, op een tocht langs de Loire, de maagd van Orléans. Ze stond er prachtig bij, heel wat beter dan tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870, toen de Pruisen Orléans veroverden. Een andere keer meer over Jeanne d’Arc, ons bezoek aan het slagveld van Azincourt waar de Engelse koning Henry V de Fransen versloeg, en aan de centra van de steden die de hoofdrol speelden rond de heilige: Orléans en Rouen.

opstand

Het mag op deze foto gaan om Fransen in de slag met een buitenlandse bezetter, onderling kunnen de Fransen er ook heel wat van. Dat zien we op schilderijen van de vele revoluties en andere opstanden, tot en met de stads-veldslagen die nog bijna jaarlijks plaatsvinden. Een paar jaar geleden zaten wij er in Perpignan plotseling midden tussen, oproerkraaiers, armoezaaiers en politie. In mijn plakboek noteerde ik: “(in Perpignan) parkeerden we in de lange Rue du maréchal Foch. Nog niets vermoedend! Maar 100 meter verderop zagen we een grote puinhoop: verbrande bomen, resten van andere branden, ook aan gevels; bijna alle winkelruiten ingeslagen, ook in zijstraten. Eén winkeltje is open, ik koop een krant. De eigenaresse is doodsbang: “Ze willen straks weer beginnen, waar moet ik heen?” Joke vindt het allang niet leuk meer. “Laten we langs een andere weg teruggaan!” Via een zijstraat komen we juist midden in een brandhaard tegenover de “ME” te staan. We haasten ons naar de veilige overkant van de gracht (vanwaar deze foto). Terug bij het begin van de Rue Foch, heeft de politie de wijk afgegrendeld. Maar wij mogen er nog even langs naar onze auto: wegwezen…”

opstand

Op de foto: rechts de ME, die de – niet zichtbare – Marokkanen achter hen afschermt van de groep Franse zigeuners links.

Brandhaarden in de arme wijken

Het kan ook in Orléans gebeuren. Frankrijk en Engeland (waar in augustus 2011 volksopstanden waren) kennen een opbouw van hun steden die anders is dan die in Duitsland, Nederland en de Scandinavische landen. Uitbraken van geweld worden sterk bevorderd door de indeling in stadswijken met een bepaalde signatuur, naar afkomst, maar vooral naar veel of weinig inkomen. Of helemaal geen inkomen, en daar ontstaan de rellen, daar worden – letterlijk – brandhaarden bevorderd. Waar mensen gedumpt worden, waar hen elke vorm ontbreekt van de gebruikelijke burgerlijke status van een land, is de menselijke zelfwaardering, al is het maar gemeten aan wat televisie en internet ons als norm voorhouden, tot nul gereduceerd. Wanneer dan, vooral onder jongeren, toch een vorm van saamhorigheid groeit, vol haat tegenover de rest van de samenleving, de uitbuiters in hun ogen, kunnen protestrellen ontaarden in opstand. Zoals in Marseille, Perpignan, Parijs en nu in Engelse wijken volgepropt met have-not’s.

Overigens is niet iedereen er gerust op dat dergelijke heftige rellen aan Nederland voorbij zullen gaan. De verschillen in beloning tussen ongeschoolden en mensen die een opleiding hebben waar veel vraag naar is, zijn sinds 1980 verontrustend toegenomen. Ook hier kennen we langdurig werklozen, waarvan de uitkeringen jaar in jaar uit lager worden. Maar of hun onvrede zal leiden tot opstanden, is de vraag. De wijken als geheel zijn in Nederland inderdaad anders opgebouwd dan in Engeland en Frankrijk en de verpaupering is het laatste decennium bestreden.

Het ene en het andere Orléans

Wie in Frankrijk, bijvoorbeeld in Orléans, een niet al te prijzig hotel kiest, wordt gelokt naar de grens tussen buitenwijken waar men nog redelijk welvarend is en moderne industriegebieden, die de overgang vormen naar wijken vol have-not’s. Waar in Orléans-Saran de middleclass hotels zich aaneenrijgen, direct na het royale sportpark, begint de periferie.

Ik wil het zien, zoals ook in de Palestijnse wijk van Jeruzalem en de zwarte wijk boven New York’s Central Park. Ik loop langs de grote weg tot het voorstadje zich splitst in een nog enigszins toonbaar restant van wat vroeger buitenhuizen geweest zijn en de dicht op elkaar gepakte vervallen arbeidershuisjes. Ik ga willekeurig een straat in en kom uit bij de grote spoorlijn die Parijs vanouds verbindt met Toulouse. Via een fietspad langs de hoge gazen afscheiding die de SNCF heeft aangebracht kom ik langs een verlaten fabrieksterrein. Ondanks de troosteloosheid van de wegroestende gebouwen kan ik toch nog genieten van de vele mooie onkruidsoorten die vanaf de rand van mijn pad over het belendende terrein groeien.

Het pad komt uit op een weg met een hoog viaduct. Van boven af zie ik, als ik naar het noorden kijk, tussen de halfvergane fabriekscomplexen de woningen van de have-not’s. Ik kijk liever naar de verte, tot waar de rails, in mijn verbeelding, in mijn verlangen, Gare d’Austerlitz, mijn geliefde Parijs, bereiken. Als ik naar het zuiden kijk, zie ik hoe het spoor haar rails uitspreidt als de tentakels van vijf octopussen vooraleer de treinen in de verte Orléans Central bereiken.

Orleans, spoorwegstation

Een machtige vlakte die vanuit de armenwijk tot in het hart van de stad reikt. En, ja, daar zie ik haar voor me, te paard. Naast het bijzonder fraaie museum en de schitterende kathedraal. Daar weet ik mij thuis, bij de maagd van Orléans – de have-not’s op afstand.