Albert Ploeger Kunstmeditaties

(Categorie: Bijbels)

In stille harmonie – en een kind

Een schooiertje dat op een houten lepeltje bijt. Twee, misschien zelfs vier discipelen van Jezus die al hun aandacht richten op dat kind. Niemand toont belangstelling voor Jezus, die een hostie vasthoudt tussen duim en wijsvinger, bestemd voor zijn verrader, Judas, terwijl hij tegelijk lijkt te wijzen op het paaslam. De een drinkt schrokkerig een kan met wijn leeg, de ander verschalkt een boutje, een derde snijdt een lekker witbroodje aan. Het staat op het anonieme Drieluik met het laatste avondmaal dat in 1521 in een Utrechts Kartuizer klooster boven een altaar werd geplaatst. Het hangt nu in het Centraal Museum Utrecht, tot 11 oktober 2011 als kernstuk van de mooie tentoonstelling In stille harmonie. Daarna wordt het gerestaureerd en blijft een pronkstuk van het museum. Er is nog heel veel meer te zien op het drieluik, maar ik zal uiteindelijk blijven steken bij het arme ventje.

Drieluik met het laatste avondmaal (1521)
Drieluik met het laatste avondmaal (1521)

In de Heilsspiegel, die nog weer twee eeuwen eerder ontstond, vinden we de arme ook, maar nu als volwassen man, een geestelijke. Ook hier reikt Jezus hem zelf een ouweltje, maar dit motief heeft een andere betekenis: Jezus zelf schenkt de geestelijke – en andere gelovigen, mag ik aannemen – het heilsmiddel. Van dit werk zijn voorbeelden bekend uit de 9e eeuw.

Heilsspiegel Westfaalse avondmaal, Soest
Heilsspiegel Westfaalse avondmaal, Wiesenkirche, Soest (detail)

Ik bekeek nog veel andere weergaven, de statige van Bouts en vooral de beroemde van Da Vinci en vele andere minder formele werken. Het viel mij op dat er weinig iconografische stabilitas is in afbeeldingen van het avondmaal, zoals we die wel vinden bij de thema’s van de geboorte, de Madonna, de doop, de kruisiging en de opstanding.

Al met al wordt mij helaas de betekenis die de schilder van het Utrechtse drieluik gaf aan de avondmaalsviering niet duidelijk, laat staan de betekenis van het arme kind. Ik moest nog het meest denken aan het Westfaalse avondmaal uit de Wiesenkirche in Soest, een nog boertiger klucht, waar in plaats van wijn en brood bier en ham op tafel staan. Kennelijk was het ook in de vijftiende eeuw nog niet zo, dat men bij de eucharistieviering enkel dacht in formele kaders, zoals Bouts en Da Vinci ons willen doen geloven. Al was dat sinds de vaststelling van de leer van de transsubstantiatie door het vierde Lateraans Concilie in 1215 wel de bedoeling van de kerk.

In een uitgebreide toelichting bij het drieluik door Liesbeth Helmus, de conservator Oude Kunst van het Museum, zegt zij – verrassend summier – iets over het centrale paneel met de avondmaalsscene. Een paar aspecten zijn algemeen bekend, zoals het uitreiken van de hostie door Jezus Christus; het liggen aan Jezus’ borst van Johannes, de discipel die Jezus het meest liefhad; de lamsbout van het Pesachmaal en Judas met de geldbuidel. Ook zien we het gebruik dat een van de discipelen, hier misschien zelfs twee, sprekend op Jezus lijken. Zij rept echter verder met geen woord over de zonderlinge wijze van uitdrukken. Want er mogen dan essentiële kenmerken van de iconografie van een avondmaalsverbeelding zijn weergegeven, het doek als geheel spreekt een andere taal. Wat heeft de schilder daarmee voorgehad? Was het zijn opdracht? Helmus spreekt kort over de "drukke decoratie, het verloren profiel van de figuren en de bijna rusteloze beweging van handen en voeten." Dat zou op de invloed van schilders die Italië hebben bezocht kunnen wijzen, maar meer zegt zij er niet over.

Er spreekt inderdaad een grote onrust uit het werk. Die is echter moeilijk te verklaren uit toenemende angst over de dingen die Jezus en de zijnen diezelfde nacht te wachten staan. Er heerst eerder een zorgeloze sfeer, waar ook de aanwezigheid van het kind en de belangstelling die de discipelen voor hem hebben bij past. Jezus mag dan centraal zitten, niemand let op hem, zelfs Judas niet, die de hostie krijgt aangereikt.

Drieluik met het laatste avondmaal (1521)
Drieluik met het laatste avondmaal (1521), middenpaneel

Het kind trekt veel meer de aandacht. Zeker twee leerlingen hebben zich naar het wicht omgedraaid, maar ook vijf anderen kijken naar links. Hebben de discipelen hun lesje geleerd, nadat ze moeders met hun kinderen hadden weggejaagd? Waarop Jezus zei dat de kinderen bij hem moesten worden gebracht zodat hij ze kon zegenen? Beseffen zij sindsdien wat Jezus bedoelde met zijn woord dat alleen een mens die wordt als een kind bij hem en zijn koninkrijk hoort? Zijn zij eenvoudig van geest geworden als een kind, waardoor ze Gods wegen kunnen verstaan en ervaren? Zodat zij – net als God zelf – "met ontferming bewogen" zijn over de armen, en staat dit paupertje daar symbool voor?

Het intrigeert mij wat de opdrachtgevers en de kunstenaar voor hadden met deze zonderlinge weergave van het laatste avondmaal. Toen ik het paneel zag, werd mijn blik meteen, met die van de meeste discipelen mee, naar het arme kind toe gezogen. Zo moet de schilder het werk bedoeld hebben. Een kind staat model voor de gelovige. Misschien speelde echter het volgende motief de hoofdrol. Vanaf de derde eeuw was het gebruikelijk geworden dat ook kleine kinderen deel mochten nemen aan de eucharistie. Anders zouden zij buitengesloten zijn van Gods heil. Vanaf de vroege middeleeuwen namen steeds meer geestelijken in de westerse kerk afstand van deze vorm van magisch-sacramenteel denken. Zij wensten dat pas kinderen vanaf een jaar of twaalf, die gevormd waren en zich bewust waren van de betekenis van de eucharistie, konden deelnemen aan het avondmaal. Overal in de kerk is eeuwenlang strijd gevoerd over deze kwestie. Was dat ook het geval in Utrecht? Waarschijnlijk mede onder invloed van de reformatie werd in 1551 op het concilie van Trente het formele besluit genomen dat de kindercommunie niet langer was toegestaan. Het magische aspect van de eucharistische maaltijd werd afgewezen. Pas in 1910 is ze door paus Pius X weer ingevoerd, ongetwijfeld om eerder niet-theologische redenen. Het kind kwam in die tijd centraler te staan, kreeg meer eigenheid, en in deze pedagogische aandacht ging de kerk mee. Wanneer de strijd om de kindercommunie ook in Utrecht is gevoerd in het begin van de zestiende eeuw, kan ons altaarstuk daar mee bezig zijn.

Hoe dit ook zij, een kind staat hier model voor de gelovige. Natuurlijk leeft ook het kind niet altijd onbevangen en vol overgave, ook het kleine kind kent lief en leed. Natuurlijk zal een volwassene niet ambiëren kinds te worden; hij zal het moeten doen met een tweede naïveteit (Ricoeur).

Waartoe dient het avondmaal?

Om ons te openen voor Gods gaven. Om het geloof te versterken, wat betekent: opnieuw ontvankelijk worden voor het leven, voor God en mensen, als een kind. Alleen wie ontvankelijk is als een klein kind en het leven met God en mensen ongecompliceerd, argeloos, alsof alle dingen vanzelf spreken, kan omarmen, leeft in de sfeer van het Koninkrijk van God. Alleen zo kan een mens de liefde en gerechtigheid zoals Christus ze uitstraalde, in zich opnemen. En vervolgens vanuit deze gaven als volwassene de medemens en de samenleving zien, beoordelen, tegemoet treden. Naar de persoonlijke capaciteiten die men in huis heeft en kan ontwikkelen.

Zelf worden als een kind, zodat men het kind op het schilderij echt kan waarnemen en zelf het schooiertje te eten zal geven. Hier en nu.